Gemiddelde leestijd: 13 min
“In alle bescheidenheid: ik denk dat ik alle mogelijke muziekjes in de wereld ken, en de essentie van de meeste strekkingen: klassieke muziek, popmuziek, jazz, wereldmuziek.” Componist en dirigent Dirk Brossé lééft voor zijn muziek. “Alleen de winners overleven. De wereld heeft me geleerd om nummer 1 te zijn. En daar doe ik alles voor. Daar geef ik zelfs mijn leven voor.”
Brossé is het soort figuur waar Wikipedia een vette kluif aan heeft. Wie zijn oeuvre overloopt, ontwaart het leven van een man die bijna non-stop muziek maakt. Voor het grote publiek is hij diegene die ons de filmmuziek van onder meer Daens, Koko Flanel en Licht schonk. Hij dirigeerde ook talloze orkesten over de hele wereld, onder meer de London Symphony Orchestra. Sinds vorig jaar heeft hij daarnaast de artistieke leiding van de Chamber Orchestra of Philadelphia.
Aanleidingen genoeg voor een goed gesprek met Dirk Brossé. In september waren er de musical Ben X en de clip ‘Do it now’ (beiden van Nic Balthazar) waar Brossé de muziek voor (her)schreef. In oktober werkt hij als muziekdirecteur voor het Internationaal Filmfestival in Gent. Nog in het najaar komt de Britse documentaire ‘Parade’s End’ – waar Brossé de muziek voor schreef – in de Belgische huiskamers. En net voor ons interview raakt bekend dat filmcomponist Ennio Morricone in december naar het Sportpaleis in Antwerpen komt. Filmmuziek betekende voor Dirk Brossé zijn (inter)nationale doorbraak. En dus wil ik wel eens weten of hij al tickets heeft voor het concert van Morricone.
Dirk Brossé: “Als ik in het land ben, ga ik zeker. Want ik ken hem. Ik heb hem al een paar keer ontmoet. Hij heeft gigantisch veel talent. Maar hij is helemaal niet communicatief. Hij spreekt alleen maar Italiaans. Geen Frans, Engels of Duits. Als hij zich uitspreekt binnen die taal, is hij bovendien ook nog eens zeer verlegen. Je kunt daar dus niet veel tegen zeggen. Beetje nors ook. Een zeer moeilijke mens.”
Zowat het tegenovergestelde van wat jij bent dus?
Brossé: “Bwa, ik weet het niet. Ik ben wel een waterval, ik kan het naar het schijnt goed uitleggen.”
Je bent bekend geworden door je filmmuziek. Is dat iets wat je nog altijd met je meedraagt. Of is dat een afgesloten hoofdstuk?
Brossé: “Dat hoofdstuk heb ik een aantal jaren afgesloten. Maar ik heb de deur nu weer opengedaan. Ik heb net de muziek geschreven voor ‘Parade’s End’, een Britse serie. Op antenne gegaan op BBC 2 eind augustus, in het najaar komt het ook op Eén. Ik praat nu met filmregisseur Roland Joffré, de man voor wie Morricone destijds muziek heeft gemaakt voor ‘The Mission’. Ineens is dat overgewaaid. Dat heeft te maken met de juiste mensen tegenkomen, het juiste moment, en er ook voor open staan. De laatste tien jaar heb ik bijna geen filmmuziek geschreven omdat ik concertmuziek wilde componeren. Ik was ook de hele tijd aan het rondreizen.”
Ik heb jou gezien op mijn middelbare school. Je gaf toen een gastcollege in de les muziek. Een uitspraak van toen is mij altijd bijgebleven: ‘Het beste compliment dat ik of collega-filmmuzikanten kunnen krijgen, is dat de muziek in de film je niet is opgevallen.’
Brossé: “Inderdaad. Goeie filmmuziek is filmmuziek die zodanig past bij de film, de personages en de dramaturgie dat je ze niet opmerkt. Als je ze wegneemt, voel je: oei, ik mis iets. Maar als ze er is, mag je nooit het gevoel hebben – tenzij de regisseur dat wil – dat je naar een concert aan het luisteren bent, met beelden er bij. De muziek moet altijd in evenwicht en harmonie zijn met wat er gezien en verteld wordt op het beeld. Dat is natuurlijk geen algemene regel. Want als je muziek maakt voor een BBC-documentaire over walvissen, heeft de muziek een andere functie. Of bijvoorbeeld de film ‘The Artist’, waarin er niets gesproken wordt maar de muziek het verhaal vertelt. Maar filmmuziek mag niet opvallen in een traditionele film waarbij de dialoog een belangrijke rol speelt.”
Een effect van jouw uitspraak toen was dat ik nooit meer onbevangen naar een film heb gekeken. Zoals je muziek te veel ontleedt als je muzikant bent. Kan jij nog onbevangen luisteren?
Brossé: “Soms wel, soms niet. Soms zit ik te analyseren. Soms laat ik het gewoon op mij afkomen. Dat betekent dan dat het goeie muziek is, zeker? Je kan op twee manieren naar muziek luisteren. Net zoals je dat kan naar een schilderij of een natuurlandschap. (draait zijn hoofd) Als ik door mijn raam kijk, zie ik bomen, bloemen, planten, het licht. Als hier nu een bioloog zit, of iemand die met bosbeheer bezig is, kijkt die daar op een andere manier naar. Die kent alle namen van die planten en denkt veel meer analytisch: ‘Die of die plant verliest binnenkort bladeren’. Als ik naar muziek luister, bestaat het gevaar dat ik begin te analyseren. Dus nooit meer onbevangen, neen. Zoals een kok die op restaurant gaat, zoals een wijnkenner die van een glas wijn nipt.”
Vind je dat erg, of zeg je: dat is part of the game?
Brossé: “Soms is dat wel een handicap, omdat je het geheel niet meer ziet. Je gaat zodanig in detail. Als je naar een schilderij kijkt, kan je je nog altijd focussen om naar het geheel of naar de deeltjes te kijken. Muziek heeft het nadeel dat het zodanig volatiel en vluchtig is. Je kunt moeilijk je cd terugspoelen. Het is zeer moeilijk om te schakelen als je in een bepaalde luistermood zit.”
Het leven in de muziek is voor jou allemaal begonnen toen je 8 jaar was.
Brossé: “Inderdaad. Zoals veel kinderen deed ik veel dingen. Ik was bij de scouts, de lokale voetbalploeg, in het zangkoor en de muziekschool. Maar de muziek was direct een microbe. Ik had er blijkbaar wat talent voor. Ik heb dat zeer vroeg ontdekt toen ik keek naar ‘Jonge mensen op weg naar een concertpodium’, een tv-programma op woensdagnamiddag. Een kleine jongen speelde trompet. En dat had een zodanige impact op mij gemaakt, dat ik dat ook wou doen. En niet alleen dat. Ik wist dat ik dat kon. Geef mij zo’n ding en ik doe dat. Het was ongelooflijk hoe ik in het begin vooruitgang maakte. Die bewustwording dateert van toen. En de bewustwording op vlak van componeren is gekomen toen ik 12 was. Ik dacht: oei oei, ik heb daar iets mee, mijn wereld ligt daar. Dat is allemaal zeer spontaan gebeurd. Zeer organisch, zeer logisch. De ene stap was het gevolg van de andere. En nu nog altijd. Alles wat ik doe, is er precies altijd.”
Speel je nog vaak trompet?
Brossé: “Nooit meer. Sinds ’92. Ik was een zeer goeie trompettist – al zeg ik het zelf. Maar dan kreeg ik andere interesses in mijn leven. Interesses die al aanwezig waren, namelijk dirigeren en componeren. Ik wou mij daar verder in bekwamen, en ik kon dat niet meer combineren. Ik kon niet meer op hetzelfde niveau presteren als de afgelopen tien à vijftien jaar. Beter in schoonheid stoppen dan je vasthouden aan iets wat je niet meer kan onderhouden en waar je niet meer goed in bent.”
Toch wel een beetje eerzuchtig dan? Want je zou perfect tussendoor nog wat trompet kunnen spelen.
Brossé: “Eerzuchtig? Ja, absoluut. Je weet welk niveau je ooit bereikt hebt. I’m a winner. Dat is mijn filosofie, mijn attitude. Van nature uit. Maar ook: de wereld waarin ik leef heeft mij zo gemaakt. Omdat alleen de winners overleven. Voor de losers is geen plaats. Ik heb niets tegen amateurs – ik ben ook een amateurschilder, dat wil nog niet zeggen dat ik niet mag schilderen. Maar in de professionele wereld heb ik iets tegen amateurisme. Alleen de besten zijn goed genoeg en overleven. De wereld heeft me geleerd om nummer 1 te zijn. En daar doe ik alles voor. Daar geef ik zelfs mijn leven voor. Omdat de kick die je er van terug krijgt, ervaringen zijn die geen enkele mens meemaakt.”
Wat bedoel je met: daar geef ik zelfs mijn leven voor?
Brossé: “Jouw leven en de activiteiten die er van deel uitmaken, leg je in de weegschaal om het heilige doel te bereiken. Een familiaal leven heb ik weinig of niet, kinderen heb ik niet, ik ga weinig naar feestjes. Ik ga niet naar familie- of verjaardagsfeestjes. Als ik een deadline heb, wijkt alles daar voor. Desnoods mijn eigen gezondheid. Je zit zodanig in een draaikolk. Dat is zoals een drugsverslaafde die zijn drug moet hebben. Als hij die heeft, voelt hij zich weer kalm. Maar hij zou alles doen om aan die drug te geraken. Desnoods gaat hij daarvoor stelen of moorden. Bij mij is het uiteraard niet zo extreem. Maar de processen in de hersenen zijn dezelfde. Het lichaam heeft iets nodig waardoor het weet dat het een kick krijgt.”
Maar muziek is meer dan jouw drug.
Brossé: “Het is meer dan muziek. Muziek is een middel, geen doel. Mijn doel is om muziek te gebruiken om in andere sferen te geraken. Ik wil dingen maken waardoor andere mensen ontroerd zijn. De reactie van het publiek, hoe groot of klein dat publiek ook is. Kunst en muziek bestaat maar als er iemand naar luistert. Als je weet dat je als artiest beschikt over die power om het denken en voelen van mensen in de greep van je werk te hebben, word je daardoor verslaafd.”
Wie is jouw favoriete muzikant of componist?
Brossé: “Ik kan daar niet op antwoorden. Mensen die dat kunnen zeggen, zijn enge mensen. Ik luister ook niet zo heel veel naar muziek. Dat klinkt misschien raar. Maar als je te veel luistert naar andere dingen, ben je daar te veel door beïnvloed en kan je je geest niet vrijhouden. Maar ik weet wel welke soorten muziek er bestaat. En in alle bescheidenheid: ik denk dat ik alle mogelijke muziekjes in de wereld ken. Ik ken de essentie van de meeste strekkingen: klassieke muziek, popmuziek, jazz, wereldmuziek.”
Van jouw filmmuziek zegt men: ‘Het is melodieus en romantisch, maar soms iets té toegankelijk’. Akkoord?
Brossé: “Ik kan daar niets aan veranderen. Ik schrijf de muziek die ik schrijf. Amen en uit. Ik maak muziek die tot het collectieve geheugen behoort. En daarmee is alles gezegd. Mainstream. Het is melodie-geënt, dat klopt. Ik heb geen behoefte om in een laboratorium te werken. Vooral omdat bij mij muziek een middel is en geen doel. Anders zou ik mij misschien bevinden aan de uiteinden van waar muziek zich vandaag bevindt en zou ik experimentele dingen doen. Trouwens, er is een heel oeuvre van mij dat de mensen niet kennen en compleet anders is: mijn klarinetconcerto en vioolconcerto bijvoorbeeld. Ik heb 200 van die werken. Waar ik wel fier op ben, is dat mensen blijkbaar over the globe mijn muziek herkennen. Er zit een signature in. En dat vind ik wel belangrijk.”
Vorig jaar stond je twee keer in een uitverkocht Hollywood Bowl. Je dirigeerde ‘Star Wars in Concert’, een tournee dat speciaal gemonteerde beelden uit de zes Star Wars films combineerde met de muziek van componist John Williams. Hij won Oscars met zijn filmmuziek voor Jaws, Star Wars, E.T., Indiana Jones, Schindlers List en Saving Private Ryan. Is dat het hoogtepunt uit je carrière?
Brossé: “Op het moment dat je het doet, is dàt het hoogtepunt. Maar de dag nadien is het voorbij en heb je weer een nieuwe scoop. Hollywood Bowl was een groot moment. Maar er zijn zo’n paar momenten in mijn leven geweest. Toen ik de eerste keer (de Amerikaanse componist en dirigent) Leonard Bernstein ontmoette, of (Nobelprijswinnaar) Marquez, of John Williams. Of de eerste keer dat ik de London Symphony heb gedirigeerd. Mijn samenwerking met Sinead O’Connor, met Toots Thielemans… Die momenten vergeet ik nooit. Maar in de bioscoop zitten en in het bijzijn van 1.000 mensen voor het eerst de film ‘Daens’ zien, geeft ook een kick.”
En toch zei je in een eerder interview: ‘Ik ben nu dertig jaar bezig, alles moet nog beginnen’.
Brossé: “Als je niet dat gevoel heb, ben je klaar om dood te gaan. Ik heb die uitspraak gedaan toen ik 50 werd. Ik heb inderdaad nu het gevoel dat alles nog moet beginnen. En wat moet beginnen? Dat het water naar de zee stroomt. Op een bepaald moment begint de rivier, dat punt kan je niet bepalen. Het zijn waterdruppels. Die vormen beekjes die uit de bergen komen. Dat wordt een rivier. En die groeperen zich waardoor je een stroom krijgt – een mainstream of sidestream. En uiteindelijk gaat alles naar de oceaan. Een mensenleven is zo. Een carrière is ook zo. Een samenraapsel van toevalligheden. Ik denk dat ik nu een rivier of een stroom ben. Er is continuïteit. Het afgelegde parcours kan je niet meer uitwissen. Ik heb nu het gevoel dat ik ben wie ik altijd heb willen zijn. Alle dingen die moeten gebeuren, stromen naar me toe.”
NOOIT MEER EENZAAM
Even over het vak zelf. Hoe reageer je als mensen zeggen: ‘Dirigeren is gewoon met een stokje zwaaien’?
Brossé: “Ik neem hen dat niet kwalijk. Het betekent dat ze er niets van kennen – dat vind ik niet erg. Maar dat ze er ook niet over hebben nagedacht. Het vak dirigeren geeft inderdaad de indruk dat het alleen een pipo is die met zijn handen staat te zwaaien. Maar men heeft geen idee van de duizenden processen die plaats vinden vooraf, de repetities maar ook op het concert. Ik kan dat allemaal beginnen uitleggen, maar…”
… We hebben een stukje gezien van wat een dirigent doet in het VRT-programma Tomtesterom.
Brossé: “Inderdaad. Dat was op een eenvoudige manier uitgelegd. Maar het blijft zo complex, zo allesomvattend.”
Het is mentaal belastend.
Brossé: “Ja. Je hebt een grote verantwoordelijkheid. En het is allesomvattend: alle partituren moeten in je kop zitten. Je moet zo’n partituur bekijken alsof je vanuit helikopter view naar een stratenplan van een ingewikkelde stad kijkt. Als je midden op straat staat, moet je in één van de straten meteen die helikopter view hebben. Om te weten waar we naartoe moeten. Moet ik hard lopen of traag om binnen mijn tijd door mijn doolhof te geraken? Een dirigent moet constant van close view naar helikopter view gaan en het geheel blijven beschouwen. Bij muziek is dat zeer moeilijk omdat je iets in de hand moet hebben van iets wat nog niet bestaat. Muziek speelt in de tijd, het is lineair. De toekomst bestaat nog niet. En op het moment dat je in het heden bent, is het verleden al weggeveegd.”
Je werkt ook met mensen.
Brossé: “Ja. Dat betekent dat mensen jou moeten aanvaarden. Je moet iets te vertellen hebben. Je moet niet alleen alles weten over de componist, de omstandigheden en tijdsgeest waarin hij heeft geleefd. In het beste geval moet je ook nog eens een persoonlijke mening hebben. Niet alles staat in de partituur. Dat is maar een dode taal die je tot leven moet brengen. Acteurs lezen ook niet alleen de woordjes, zij hebben een regisseur nodig: timing, intonatie, spanning, kleur van de stem.”
Plus: grip hebben op de groep. Klopt het dat je als dirigent ooit wenend bent weggelopen van een orkest?
Brossé: “Klopt. Toen ik 28 jaar was, mocht ik het nationaal orkest dirigeren. Ik was psychologisch niet opgewassen tegen de kracht van de massa. Die mag je niet onderschatten. Individueel zijn dat allemaal heel lieve mensen. Maar stop je ze samen, dan kunnen de schapen wolven worden. Ik was mentaal en psychologisch niet klaar. Ze hebben me gewoon getest. Je kan iemand kapot maken op twee minuten. Tachtig tegen één is niet moeilijk hè. Ik kende mijn vak muzikaal en inhoudelijk perfect. Maar de maîtrise, volwassenheid, psychologisch doorzicht, omgaan met een moeilijke groep van mensen – allemaal dikke ego’s – beheerste ik niet. Dat zou mij nu niet meer overkomen, door het feit dat ik weet wie ik ben. Ik doe de dingen waarvan ik 100 procent weet dat ik ze kan. En dat straal ik uit naar de mensen.”
Is dirigeren ook fysiek zwaar?
Brossé: “Ja. Niet alleen de concerten dirigeren, maar ook het leven dat ik leid.”
Sport jij soms?
Brossé: “Ja, fietsen of zwemmen. Alle dagen probeer ik beweging te hebben, anders hou ik het vele reizen, het constant onderweg zijn niet uit. Maar ik heb een zeer goeie fysiek. Als tiener heb ik zeer actief gesport: turnclub, bodytraining. Daar teer ik nu nog altijd op. Ik vind de conditie onderhouden niet tof. Ik doe het omdat ik weet dat mijn lichaam het nodig heeft. Het zijn ook individuele sporten. Mijn manier van leven laat afspraken maken met vrienden – om samen te sporten – niet toe.”
Je hebt geen kinderen. Is dat een bewuste keuze?
Brossé: “Ja, zeer zeker. Als je kinderen hebt en ze opvoedt, moet je dat goed doen. Je moet er een heel leven beschikbaar voor zijn. En dat is een verantwoordelijkheid die ik niet wilde nemen. Ik heb daar ook nooit spijt van gehad. Ik leef wel met een vrouw die twee kinderen heeft (Claire Tillekaerts, CEO van Flanders Investment & Trade, MS). Ik zie die kinderen graag en probeer er zoveel mogelijk voor te doen. Heel veel mensen hebben kinderen zonder dat ze daar over nagedacht hebben. Die planten zich voort omdat het in onze genen zit. Het in stand houden van een ras is een instinctieve daad. Maar ik weet niet of ik zo’n grote voorstander ben van de voortplanting. Ik heb ook teveel voorbeelden gezien van mensen rond mij, die wel kinderen hadden en wiens carrière gefnuikt is. En mensen die wel kinderen en carrière wilden combineren, maar wiens kinderen hun ouders nooit hebben gezien. Dat zijn vreemden van elkaar. En dit wilde ik ook niet.”
Ik hoor dat jij tijdens dode momenten op de luchthaven muziek schrijft.
Brossé: “Ja. Door het vele reizen heb ik geleerd om elk potentieel dood moment, waarvan je op voorhand weet dat het er aan komt, nuttig te gebruiken. Als ik alle tijd optel die ik verlies door te reizen en te wachten, is dat beangstigend. Die tijd verliezen, kan ik me niet permitteren. ‘Echoes of silent voices’, mijn derde vioolconcerto, heb ik letterlijk geschreven op treinen, vliegtuigen, luchthavens. Al wachtend, al reizend. Dat vraagt een zeer grote concentratie. Maar eens je in een roes zit, geraak je daar niet meer uit. Elke vlucht naar Amerika bijvoorbeeld is een deel van een werkdag.”
Je gaat heel vaak naar Amerika. De eerste keer was als 16-jarige met jouw toenmalig bandje. Nadien in ’92 in de nasleep van de Oscarnominatie voor ‘Daens’. Waarom verkoos je niet om meteen in de VS carrière te maken?
Brossé: “Het was te vroeg. De Franse componist Georges Delerue, die zelf ook naar de States was gegaan, heeft me de raad gegeven: ‘Kom binnen twintig jaar terug. Maak eerst carrière in Europa. Als je naar de States komt, dan moet je langs de grote poort binnenkomen, en niet langs een achterpoort’. Want doe je dat niet, dan ben je één van 250 miljoen Amerikanen. Dan begin je bij wijze van spreken met patatten schillen of in een pizzabar werken. Kom je langs de grote poort, dan kom je als individu. De stream: het is de stroom die naar de zee gaat, niet het bergriviertje dat ‘hallo’ zegt.”
Je hebt als ‘kleine’ Belg het buitenland veroverd. Ook letterlijk: je bent klein van gestalte. Heeft je dat ooit parten gespeeld?
Brossé: “Nee. Als dirigent ben ik blij dat ik klein ben. De verhouding van de bewegingen in de armen zitten veel juister dan bij iemand van 1m90. De meeste dirigenten zijn kleine mensen: Abbado, Bernstein, Toscanini. Kleine mensen zijn zeer energiek. Ik merk bij hen een behoefte om zich te stellen. Ze zijn ook zeer ad rem. Ik ook. Ik heb altijd alles direct begrepen. Mijn geest is heel scherp. Ik kom ergens toe en ik weet het. Ook zaken die ik niet weet. Mensen kan je ook indelen in categorieën. Dat gecombineerd met déjà-vu effecten en ervaringen. Als ik voor een orkest kom, weet ik welke gasten er voor mij staan. Ik voel het, ik ruik het. Het is zoals een leraar die dertig jaar les geeft in de lagere school. Die ziet de koppen binnenkomen op de eerste schooldag en wéét welke types het zijn.”
Je leidt een enorm boeiend, maar vaak eenzaam leven, heb je je al eens laten ontvallen.
Brossé: “Ja, maar dat moet je leren. En dat héb ik geleerd. Ik heb geen last meer van eenzaamheid. Ik ben nooit meer alleen, ook al ben ik alleen. Ik hou van de eenzaamheid. Dat geeft mij zo’n geestelijke rijkdom. Hoewel ik niets ander doe, schuw ik het om in grote groepen te zijn. Ik vind dat hatelijk. Wat niet wil zeggen dat ik geen mensen rond mij moet hebben. Ik ga spreekwoordelijk nooit op een onbewoond eiland wonen, want daar ga ik dood van de eenzaamheid. De navelstreng met een aantal mensen is er, maar je hoeft ze daarom niet elke keer te zien. Daarvoor zijn de hedendaagse communicatiemiddelen – skype, facebook, internet – fantastisch. Binnen de minuut ben je met eender wie je wil aan het bellen, chatten, skypen. Ik weet niet of ik het zonder die moderne middelen zou aankunnen.”
Ben jij bezig met de dood?
Brossé: “Als zoon van een begrafenisondernemer ben ik daar al heel mijn leven mee bezig. Vroeger had ik er geen schrik van. De dood was een zeer natuurlijke zaak. Vroeger schatte ik de waarde van het leven niet zo hoog in. Precies omdat ik uit zo’n milieu kwam. Alles was zeer tijdelijk, zeer aards. Ik heb duizenden lijken gezien. Nu ik ouder word, begin ik de dood weg te duwen. Ik heb geen schrik om dood te gaan – ik weet dat het leven eindig is – maar ik heb schrik van de gedachte. Door ouder te worden, ben ik meer van het leven gaan houden. Ik probeer alles zo intens mogelijk te doen, alsof elke dag de laatste is. Ik leef graag, omdat ik nu op de plek ben waar de beekjes de stroom zijn geworden, en dat die stroom naar de oceaan vloeit.”
Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven?
Brossé: “Ik ga geen grafzerk hebben. Maar misschien zou ik er op zetten: ‘Niet alles is gezegd, maar alles is begrepen’.”
Beluister hier een kort interview-fragment met Dirk Brossé.
Kijk se ééntje van Heusden se..
Beste Dirk,
Met veel plezier heb ik je boeiende interview gelezen. Geweldig !
je zult je wellicht mij niet meer herinneren, nl als oudere gast en bijzonder goede vriend van Roger TULKENS in Heusden. (ik ben nu 73 jaar)
Maar mij staat alles nog fris in het geheugen als “onze Dirk” in de tuin bij Roger “en” een prachtige serenade van Dirk met de Trompet.
Zeer veel groeten,
Lucien
NB: uw verhaal en levensloop is gewoon adembenemend