Gemiddelde leestijd: 14 min
Er bloeit al jaren iets mooi tussen Daniël Ost en Japan. Enkele jaren geleden mocht de vermaarde Belgische bloemsierkunstenaar Izumo in Shimane – de tempel waar de goden zijn geboren – met een tentoonstelling bezoeken. Als eerste buitenlander ooit. “Soms is hij meer Japans dan de Japanners zelf,” vertelden ze op de Japanse tv. “Bij die woorden heb ik geweend,” zegt Ost. Mogelijk opent de Sint-Niklazenaar ook een filiaal in Japan. Al wil hij dat nieuws (nog) niet bevestigen. Voor de rest praat Daniël Ost honderduit. Over zijn vrouwelijke kanten (‘neen, ik ben niet homoseksueel’), over zijn jeugd (‘ik had geen drugs nodig om vreemde gedachten te krijgen’) en over zijn liefde voor het vak.
Net voor hij afreist naar Japan en een project in New York op Fifth Avenue op stapel staat, zitten we met Daniël Ost in zijn thuisstad Sint-Niklaas. Het decor is een zonnig terras op de Grote Markt.
Het is warm weer. Maar jij hebt het niet echt voor de zon hè?
Ost: “Dat klopt. Zonder licht geen kleuren uiteraard. Maar ik zit niet graag in de zon. Ik hou van de regen. Dat heeft ook een beetje met mijn beroep te maken. Hoge temperaturen zijn een grote vijand van afgesneden bloemen en bladeren. Ik kan onwaarschijnlijk genieten van een plenzende regenbui bij een wandeling in de Ardennen. En het geluid van de regendruppels op de bladeren, de geur. Ik moet wel goed gekleed zijn en niet doorweekt raken. Als op onze serre de regen valt, voel ik mij geboren. Ik heb dat altijd gehad.”
Je wordt altijd omschreven als de ‘wereldberoemde’ Daniël Ost. Maar is je naam niet bekender in het buitenland dan in België?
Ost: “Ik ben me daar zelf niet van bewust. Fernand Huts van de Katoennatie heeft ooit gezegd aan Freddy Willockx, de voormalige burgemeester van Sint-Niklaas: ‘In Zuid-Amerika kent men niets van België of Brussel. Maar die bloemist van uw stad kennen ze daar.’ En ook in Japan kennen ze mij. Maar dat is geen reden om naast mijn schoenen te lopen.”
Is bloemist een niet wat te bescheiden term?
Ost: “Op mijn naamkaartje staat ‘bloembinder’.”
Is fleurist of bloemenkunstenaar niet beter?
Ost: “(wuift weg) Dat doet er niet toe. Belangrijk is toch wat je doet, niet wat op je kaartje staat? Bloembinder is een mooi woord. Ik voel mezelf geen kunstenaar. Ik heb gisteren nog in een krantenartikel het woord ‘kunstenaar’ laten schrappen. Ik probeer een zeer goed vakman te zijn. Niet meer en niet minder. En als de wereld vindt dat ik een kunstenaar ben, dan is dat goed. Ik kom van een zeer bescheiden afkomst en ik moet al die titels en ronkende toestanden niet hebben.”
Je bent gekend door je werk in opdracht van de Koninklijke Belgische familie.
Ost: “Ik was ontwerper op vraag van de Gentse Floraliën, de oudste koninklijke vereniging van het land, zelfs iets ouder dan België. De twee prinsenhuwelijken, kroonprins Filip (in 1999) en prins Laurent (in 2003) waren een pro deo opdracht voor die vereniging die de bloemen schonk ter ondersteuning van de sierteelt. Het was in mijn geval letterlijk voor God en vaderland. Ik heb daar wel veel erkenning voor gekregen. Eigenlijk was de opdracht uitbesteed aan een amateurvereniging. Toen is de sector boos geworden. Dan zijn er een aantal incidenten gebeurd en is de vraag bij bij gekomen drie weken voor het huwelijk. Maar daarover wens ik niet uit te wijden. In ieder geval, het heeft er gestaan en gehangen: er hing 16.000 kg bloemen in de lucht. Een huzarenstukje, dankzij mijn vriend André Devish. (pauzeert) Dit wil ik je wel meegeven: ik heb niet het bruidsboeket voor de kroonprins gemaakt, wel die van prinses Claire. Door factoren buiten mij om is dat aan mij voorbij gegaan. Mark Demesmaeker heeft toen een kapitale fout gemaakt door op tv te zeggen dat ik het bruidsboeket gemaakt heb. Demesmaeker zei dat hij niet begreep dat het boeket van Daniël Ost kwam.”
Het wringt nog altijd precies?
Ost: “Neen. Het is ook al meer dan tien jaar geleden. Het huwelijk was een tweesnijdend zwaard. Bij veel mensen in België heb ik daar een zeer dure naam door gekregen, terwijl ik het eigenlijk pro deo heb gedaan, met met trots en dankbaarheid. En tegelijk, door die uitspraak op vtm van Demesmaeker, zegden ze ‘is dat nu die Ost van dat bruidsboeket?’ Terwijl ik het nooit gemaakt heb. Dat heeft mij heel veel pijn gedaan.”
Toch trots dat jij die 16.000 kg de lucht in hebt gestoken?
Ost: “(ontwijkt de vraag) Dat zijn hilarische verhalen. Je moet je dat eens voorstellen. Hoe zorg je ervoor dat die 16.000 kg niet op de mensen hun hoofd valt? Er zijn dingen gebeurd in de kathedraal… (op dreef:) In die prachtig gerestaureerde kathedraal stonden perscabines die je alleen in de Tour de France ziet. De mensen van de dekenij waren daar niet zo blij om. Die waren wel blij met mij omdat ze zagen dat ik met die kathedraal en de schoonheid van dat gebouw bezig was. In de gewelven lieten ze ons oude, ongebruikte leidingen zien. We kregen de toelating om de gaten discreet te vergoten, zodat de kathedraal de bloemen torste. Het was het begin van de mobiele telefoon. In een doe-het-zelf-zaak kochten we houten platen – terwijl we die niet nodig hadden – en een zaagmachine om veel lawaai te maken. Als ze beneden het hout stonden te zagen voor niets, werd naar boven gebeld, dan waren ze boven de gaten groter aan het maken (brede glimlach).”
In de periode van de huwelijken hebben we elkaar gezien. Van die ontmoetingen herinner ik me dat je vrij zenuwachtig was. Typeert jou dat of was het gewoon stress omwille van de koninklijke huwelijken?
Ost: “Ik ben nu 57 jaar en iets rustiger geworden. Maar ik heb onlangs in Japan op 14 dagen maar 1 uur per nacht geslapen om een project klaar te krijgen. Dat is eigen aan mijn werk. Ik werk met het vergankelijke. Dat is ten koste van mezelf. Zo ben ik geworden wat ik geworden ben.”
Jouw werk is een race tegen de tijd?
Ost: “Inderdaad. Het is niet zoals een tuin. Die concipieer je in de tijd. Regent het, dan stop je een dag. De dag nadien doe je verder. Maar een bloem die afgesneden is, is aan het sterven. Wij ook trouwens, u en ik, wij zijn aan het sterven. Alleen gaat dat met bloemen iets sneller.”
“Maar die stress… Dat is eigen om die kracht te kunnen opbrengen. Voor wat ik doe, moet er een zekere boosheid zijn. Er moet een zekere nervositeit en kwaadheid in mij zitten. Anders kan ik dat gewoon niet fysiek opbrengen. Zonder die drive zou ik er niet aan kunnen beginnen. Mijn vrouw zegt altijd: ‘Mijn man begint waar een ander stopt’. Bij elk project stel ik mezelf telkens opnieuw in vraag. Soms, midden in een project, zie ik dat iets nog beter kan. En dan zit ik niet in met centen of met mensen, inclusief mezelf. Dan zal het en moet het zo zijn. Wat er ook de gevolgen van zijn.”
Twijfel je soms aan jezelf?
Ost: “Alle dagen. Anders ben ik mezelf niet.”
Dan ben jij een type dat nooit helemaal tevreden is?
Ost: “Ik kàn nooit tevreden zijn. Ook niet als een project af is. Dan ben ik het al vergeten en zit ik al bij het volgende. Ik kan me niet hechten aan mijn werk. U zult mij zelden op een afbraak, een huwelijk of een receptie zien. Ik ben dan leeg. Ik heb dat twee keer gedaan, uit respect voor mensen die mij jaar en dag ondersteunen. Als bij mij een project staat of hangt, trek ik de deur dicht. Dan weet ik het niet meer of wil ik het niet meer weten.”
Je hebt ooit gezegd: ‘Sommige dingen doe ik ook maar om den brode’.
Ost: “Soms sta ik esthetisch niet de volle 100 pond achter een project en kan ik helaas niet zelf de locatie kiezen en de nodige middelen hebben. Maar daar heb ik mijn kost mee verdiend om dingen te doen die ik wou doen. Ik ben niet rijk maar ook niet meer arm. Ik heb dingen gerealiseerd waar ik veel afgunst mee heb geoogst. Als ik een tentoonstelling doe in een tempel in Japan of in de abdij van Roosenberg in Waasmunster in oktober, is dat niet om het geld. In het geheugen van de wereld blijven enkel zij over die niet werkten voor het geld. Zij die werkten voor het geld enkel in het geheugen van het leven. Volgend jaar, bij leven en welzijn, doe ik Izumo Shrine in Shimane. De eer aller eren. Waar de goden geboren zijn. Daar zal ik geen concessies doen.”
GEEN ANDERE GEAARDHEID
“Ik kom niet uit een bloemschikkunst-midden. Ik kom uit een volkscafé. ‘Jij zal geen bloemen kunnen schikken’, hoorde ik. Veel mede-studenten van toen in de jaren ’70 zaten aan de drugs, om ideeën te krijgen. Ik nooit. Toen dronk ik nog niet. Nu drink ik al wat meer. Soms te veel. Wel, dat van dat bloemschikken, ze kennen nu het resultaat hè.”
Wat is er geworden van jouw mede-studenten?
Ost: “Ik weet het niet echt maar de meesten zijn uit het vak.”
Ze zijn in ieder geval geen Daniël Ost geworden of hebben jouw niveau nooit gehaald?
Ost: “De meeste van mijn topcollega’s in de wereld bestaan niet meer. Bloemschikken is arbeidsintensief en een luxe. Mijn vrouw heeft mij in de opbouw in Sint-Niklaas gehouden. Dat is een geluk. Was ik toen – de verleiding was groot – naar grote steden gegaan, had ik met andere economische wetmatigheden rekening moeten houden. Dan was ik misschien nooit die Daniël Ost geworden. Nu ben ik vanuit die kleine stad ook naar de wereld gegaan. Veel mensen begrijpen dat niet: ‘Wat zit die nog in Sint-Niklaas te doen?’ Mijn vrouw heeft altijd voor de stabiliteit vanuit Sint-Niklaas gezorgd. En door Sint-Niklaas heb ik mijn leesmeester leren kennen en meneer en mevrouw De Clerck. Maar nu lokken andere oorden.”
Je gaat weg? Naar waar?
Ost: “Dat zeg ik niet.”
Wanneer?
Ost: “Soon. Dit jaar nog? No comment.”
Kleine gok: je trekt naar Japan.
Ost: “Neen. Ik blijf hier wonen. Ik ga gewoon de zaken in Sint-Niklaas rationeler bekijken, waaronder mijn vitrine. Maar ik heb geen rijbewijs. En ik heb nooit een computer aangeraakt. Dus om te leven is een kleine stad makkelijker.”
Dat laatste vertelde je me inderdaad toen ik je telefoneerde om dit interview te regelen. Maar als je nooit met een computer werkt, hoe regel je dan al jouw projecten?
Ost: “Dat zijn ze nu aan het regelen. Ik krijg een management achter mij. Ook Fernand Huts opereert niet via computer. Ik kan je wel zeggen dat mijn geheugen nog zeer goed werkt. Alle contacten verlopen via de telefoon. Als ze mij niet bellen vanuit Japan of New York kunnen ze met mij moeilijk communiceren. En dat vinden ook zij daar een beetje vreemd. Maar ze zeggen ook dat mijn tekeningen zeer mooi zijn – die zijn nog handmatig gemaakt. En dat mijn handschrift zeer mooi is. Mijn zoon heeft computeranimatie en communicatiewetenschappen gestudeerd in de Verenigde Staten. Met hoogste onderscheiding afgestudeerd. Hij maakt mooie boeken voor kinderen. (fijntjes:) Maar hij heeft een afschuwelijk handschrift.”
Je vertelde daarnet dat jouw mede-studenten aan de drugs zaten…
Ost: “Niet allemaal, maar de meesten. Dan hadden ze vreemde gedachten. Maar ik had die vreemde gedachten zo al.”
… was je toen al een buitenbeentje?
Ost: “Ik was op de rand van het agressieve, erg gekwetst. Maar ja, misschien ook wel een buitenbeentje. Mijn echtgenote is toen buitengegooid door haar familie omdat ze voor mij koos. Ik kwam uit een café en dat zagen ze niet zitten. En mijn ouders dachten dat ik een homoseksueel was omdat ik altijd met die bloemen speelde. (pauzeert) Ik heb een tijd in bed gelegen met een man. Dat was mijn broer. Omdat er maar één bed was. Nu, ik heb een aantal vrouwelijke kenmerken. Dat is eigen aan de dingen waar ik mee bezig ben. Het waren ook andere tijden, een andere tijdsgeest. Mijn mentor in Japan heeft een andere geaardheid, veel vrienden ook, het heeft mij qua schoonheidsbeleving veel bijgebracht.”
Welke vrouwelijke kenmerken heb je dan? Zachtheid?
Ost: “Mijn echtgenote zegt dat altijd. Nochtans kom ik naar de buitenwereld als een harde over. Want zachtheid wordt dikwijls misbruikt. Eigenlijk wou ik Nederlands cabaret studeren. Ik ben heel gepassioneerd door de Nederlandse taal. Ik ben verbaal niet zwak en dat jaagt som mensen op stang. Ik speel dan met woorden en krijg resonantie. Daar leer ik dan uit, meestal over mijn twijfels. Maar als ik projecten doe, zijn het alleen de bloemen die tellen. Dan geef ik zelfs totaal niet om mezelf, als in een trance.”
Welke vrouwelijke kenmerken zagen jouw ouders in je?
Ost: “Dat moet je aan mijn moeder vragen. Mijn vader is helaas overleden. Ik heb zeer mooie momenten in mijn jeugd beleefd. Maar ik heb nu weinig contact meer. Er zijn dingen, waarschijnlijk langs beide zijden, die te veel pijn doen. (stilte) Soms is de pijn van het alleen zijn draaglijker dan de pijn van het samenzijn.”
Je leeft in onmin met je moeder?
Ost: “Ik heb met de hele wereld al in onmin geleefd. Behalve met mijn bloemen, mijn vrouw en een aantal mensen die mij probeerden te begrijpen en mijn passie steunden. En waarom zou ik in onmin leven met mijn moeder? Ze gaf mij het leven. Misschien leef ik in onmin met passages uit mijn leven.”
De bloembinder Daniël Ost is hard, de mens is veel zachter?
Ost: “Als men niet respectvol met bloemen omgaat, of we halen niet waar we naartoe moeten, dan ben ik een verschrikking. Als iemand denigrerend over een bloem praat, kwetst me dat. Ook als vakmensen of would be-vakmensen een bloem niet goed aansnijden of op de grond leggen zonder een papier er onder, ga ik uit mijn bol. Ik ben al vaak kwaad geworden, ja.”
Vind je een bloem een luxeproduct?
Ost: “Kijk, als je moet kiezen tussen een volle frigo of bloemen, zal je liever een volle frigo hebben als het er op aan komt. Bloemsierkunst is eigenlijk een beetje decadent. Het eerste boek over bloemsierkunst is van Giovanni Battista Ferrari, 1576. Eigenlijk kweekten de rijke families groenten in hun tuin. De eerste bloemenwinkel in Europa is midden Franse Revolutie. Waarom zijn er bloemenwinkels gekomen? Omdat mensen gingen verstedelijken en geen contact meer hadden met de natuur. Mensen kopen bloemen en groen om de natuur terug dichter bij hen te krijgen in die verstedelijkte situaties. Maar eigenlijk is dat een beetje decadent hè. Toen en nu nog altijd. En dan is er Daniël Ost die in de geest van het dadaïsme – l’objet trouvé – zegt: ‘Dat is een bloem en op het moment dat ik die afsnij, houdt het op een bloem te zijn’. Dan is dat een gebruiksvoorwerp, een onderdeel zoals een schilder pigment gebruikt of een beeldhouwer steen. Dan wordt dat een materie die ik via mijn geest vorm, waar bloemen ophouden bloem te zijn. Een sculptuur. Anderzijds heb je de Daniël Ost die huwelijken decoreert en zijn brood verdient, de vakman. Het ene is mijn vak, het andere mijn hobby. Beiden gedreven door passie. Mocht ik een beeldhouwer zijn, dan hadden we nu misschien op een terras in Saint-Tropez gezeten. Als mijn werk geconserveerd kon worden, was ik rijk. Men heeft mij de vraag gesteld om replica’s in brons te maken. Ik heb geweigerd.”
Je werkt inderdaad met het vergankelijke. Met bloemen die verwelken.
Ost: “Als dat niet vergankelijk was… Maar een aantal zeer beroemde mensen, zoals (de Franse actrice) Cathérine Deneuve, bewonderen mij net omdat ik nog altijd die drive vind om het vol te houden. Men investeert niet in bloemsierkunst omdat men het niet kan houden. Ik mag al blij zijn dat ik nu leef. 200 jaar geleden was er geen fotografie.”
Bloemsierkunst heeft geen eeuwigheidswaarde…
Ost: “Maar wie heeft er eeuwigheidswaarde?”
Iemand die een boek schrijft bijvoorbeeld.
Ost: “Dat heb ik ook al gedaan. En nu moet ik volgens mijn vrouw mijn mémoires schrijven.”
Doen, zou ik zeggen.
Ost: “Wel, ik heb deze zomer afgesproken met iemand die het voor mij op papier gaat zetten. Maar ik hecht mij niet aan de dingen. Eeuwigheidswaarde… (blaast) De enige factor die oordeelt is de tijd. We zullen zien in de tijd wat een aantal contemporaire artiesten zullen betekenen. Veel vandaag is ook marketing.”
Anderzijds is jouw werk uniek omdat het letterlijk maar een paar dagen tot volle bloei komt.
Ost: “Eén grote klant van mij heeft gezegd: ‘Daniël, als je alle dagen naar de Mona Lisa moet kijken, dan word je ze zo beu als koude pap. Wat overdreven, maar het mooiste spel verveelt als het te dikwijls wordt gespeeld.”
Je bent destijds getrouwd voor de kerk. Was dat ook met pracht en praal?
Ost: “Neen, want de schoonfamilie was er niet. En gezien de kerk zowat leeg was, op mijn familie en mijn vrouw na, besloot ik dan maar met man en macht de helft van de natuur van Sint-Niklaas en omstreken plus de parken leeg te snijden (lacht). Heel de kerk was getooid in bloemen, aan elke stoel hing iets. Op die manier zat de kerk toch vol. Met de steun van de Nationale Plantentuin heb ik een vijver aangelegd met victoria regia bladeren waar destijds, 34 jaar geleden, de koster nog in die doorns is gevallen. Daardoor moest hij twee maanden met een pamper en elke dag zalf op zijn achterwerk lopen (brede glimlach).”
Maar dus toch versiering in de kerk op jouw trouw?
Ost: “Er was geen andere optie. Mijn vrouw had have en goed voor mij moeten achterlaten. Ik ben wat dat betreft een halve samurai. “Bushido”, ken je dat boek? De erecode van de samurai. Loyaliteit gaat voor alles.”
MEER JAPANS DAN EEN JAPANNER
Laten we het eens over Japan hebben. Jij noemt het zelf jouw tweede vaderland. Nooit overtuigd geweest om er te gaan wonen?
Ost: “Neen, omdat mijn echtgenote dat niet wil. Zij heeft mij voorlopig hier gehouden. Mijn huwelijk is niet over rozen gegaan, zoals elk huwelijk. Maar de echte liefde heeft het tot hier toe gehaald. Ik ben nu 57. Als ik morgen wil, geef ik les of werk ik in Japan. Ik heb een mooi huis en winkelpand in het centrum van Sint-Niklaas. En een mooie stadstuin. Het doet Venetiaans aan – de architect was Italiaans. Nee, ik ga niet weg. Ik ga wel mijn vitrine hier in Sint-Niklaas anders bekijken. Alleen het atelier zal blijven. Ik ga mij concentreren op de winkel in Brussel en op een andere plaats.”
Je gaat een filiaal in Japan openen?
Ost: “(snel) No comment.”
Wanneer gaan we het mogen weten?
Ost: “Als de tijd rijp is. Voor het najaar? No comment (lacht).”
Goed, Japan. Je bent er intussen al meer dan 100 keer geweest?
Ost: “Ik ben net voor de 104de keer naar Japan gegaan. En hoe weet ik dat: ik vlieg altijd business class KLM – ik ben een loyaal mens, bushido – en bij elke vlucht krijg je een Delfts blauw huisje. Door vol te houden, ben ik heel blij. Het eten was altijd verschrikkelijk slecht, maar recentelijk is het eten op KLM van (de Belgische chef-kok) Peter Goossens. En het is onwaarschijnlijk lekker.”
Ken je Peter Goossens persoonlijk?
Ost: “(snel) Ja.”
Je gaat er iets mee samen doen?
Ost: “No comment.”
Elke keer er een ‘no comment’ komt, denk ik: ‘Het antwoord is ja, maar hij mag het nog niet zeggen.”
Ost: “No comment.”
Volgend jaar mag je de tempel Izumo Shrine in Shimane (Japan) doen. Een heilige plek, ‘de plaats waar de goden geboren zijn’. Je bent de eerste buitenlander ooit die iets mag doen voor de keizerlijke familie in Japan.
Ost: “De toekenning voor Shimane is niet direct gerelateerd aan de keizerlijk familie. Ik heb leden van de keizerlijke familie ontmoet. Keizerin Mitchiko heeft mijn boek. In juni heeft ze bloemen van mij gekregen (Ost was mee op een Belgische prinselijke missie naar Japan, MS) en deed ik het huwelijk van de dochter van haar broer. Verder ken ik ook mevrouw Shimatzu, de zuster van de keizer. En prins en prinses Hitachi. Er was een plezierig moment met onze kroonprins terwijl hij mij introduceerde bij meneer en mevrouw Hitachi. Zij antwoordde: ‘Hi Daniël, how are you doing?’
“In het leven moet je een dosis geluk hebben. Je mag de drive hebben en alles erop en eraan. Maar soms moet je de juiste mensen ontmoeten op het juiste moment. Ik heb zo drie momenten van ‘destiny’ gehad. Waarom begint Peter Curfs op 52-jarige leeftijd een winkel op de Parklaan in Sint-Niklaas, of all places? En waarom ga ik daar ik op mijn 19,5 jaar beginnen te werken en leren? Alles wat hij kent, heeft hij doorgegeven in mij. En waarom ontmoet ik Martine De Clerck van Domo en maakt zij in 1989 een boek over mijn werk moet gedichten van Anton van Wilderode? En waarom kom ik door dat boek voor Japan in het WK bloemsierkunst in Osaka terecht. En win ik dat. Dat is toch niet allemaal toeval.”
Waarom ben jij zo uniek in de ogen van de Japanners?
Ost: “U stelt mij vragen die je aan een ander moet stellen. (blijft filosofisch) Waarom vraag ik de Zilveren Tempel (Ginkaku-ji)? Omdat ik die prachtig vind, maar hij blijkt in restauratie. En ik krijg de Gouden Tempel (Kinkaku-ji). Ik ben de eerste mens die zilver vraagt en goud krijgt. En waarom vragen ze op de Japanse tv in prime time op nieuwjaarsdag: ‘Why do you borrow this building to a Belgian person? The first time in history. Even not to a Japanese.’ En waarom antwoordt men: ‘Can I help it that his flowers are beautiful and that he is sometimes more Japanese than the Japanese?’ Ik heb geweend toen hij dat zei.”
Heb je dat fragment live gezien?
Ost: “Nee, ik heb dat liggen, maar ik kijk nooit naar mezelf. Als bij mij iets klaar is, is het gedaan. De wereldberoemde Japanse regisseur Takeshi Kitano (die al meermaals prijzen gewonnen heeft op de filmfestivals van Cannes en Venetië, MS) is hier in Sint-Niklaas komen draaien. Hij heeft met een televisieploeg van 25 televisiemakers een portret gemaakt van mij. 20 miljoen kijkers. En ik heb de tape één keer gezien en daarna nooit meer. Dat is het verleden.”
Oké, de toekomst dan. In 2013 doe je het project Shimane. Wanneer precies?
Ost: “In oktober. Ik hou van de herfst, mijn favoriet seizoen. Ik heb het niet zo voor de zon hè. Ik moet wel blijven leven natuurlijk. Maar ze hebben me al gezegd: ‘Als je in een rolstoel komt naar Japan, ‘we will push you’.”
Wat mogen we op je grafzerk schrijven?
Ost: “What has been done, was worthwile. Oorspronkelijk een Arabische spreuk. Ik kies niet voor een Japanse spreuk, nee. En ik hoop in de Ardennen, in Chassepierre aan de Semois, begraven te worden. Of in Miyama-so in Japan. En mijn dienst in de abdij van Roosenberg. Dat staat al bij mijn notaris geschreven.”
Iets met bloemen er bij?
Ost: “Alleen een blauwe regen over mijn graf, omdat dat de lievelingsbloem is van mijn echtgenote.”
Beluister hier een kort interview-fragment met Daniël Ost.
Daniël Ost stond mee in voor de uiteindelijke (groen)visualisatie van de Stationsstraat, Sint-Niklaas. Regelmatig kwam hij de stand van zaken inspecteren, mijmerend rondwandelen in de straat. Zijn visie is misschien moeilijk in woorden uit te drukken, maar daar gaat het niet om. Wat het oog te zien krijgt, dat is toch de essentie, niet ? Perfecte discretie van het groendecor, om de bezoekers tijdens het winkelen extra te laten genieten !
een witte raaf tussen zijn collega’s bloembinders : ik geloof élk woord in dit interview ; het voelt héél herkenbaar , waarmee ik mij zijn onovertroffen talent niet wil aanmeten. Voor de rest zelfde generatie , een identieke levensfilosofie ,tot zelfs het Ardennenplekje Chassepierre …Je blijft , Daniël , een lichtend voorbeeld , met een bescheiden hart.
Mooi interview, zacht en hard tegelijk, als een roos met doornen. In 1985 heb ik in zijn toenmalig winkeltje in Sint-Niklaas een boeketje snijbloemen gekocht voor het meisje waarop ik toen verliefd was. En zoals men zegt dat bloemen verwelken, schepen vergaan etc… Wel, we zijn nog steeds samen en hebben drie kinderen.
Vol belangstelling het interview gelezen van deze toch bewonderingswaardige man.we waren vorig weekend in Brussel voor een van de “art deco ” weekenden
En hadden natuurlijk ook een bezoek aan de winkel van Daniël Ost gepland.helaas;geslotenbegrijp nu ,na het lezen van het interview,waarom.Toch jammer .genoeg reden om zeker nog een keer naar Brussel af te reizen! ! !
Warme groeten,
Johan Penders
De Lochterhof Valkenburg
Interessant artikel, bedankt om dit te delen!
Prachtig artikel, Mikaël! Ik heb het bijzonder genoegen gehad om de laatste weken Daniël Ost beter te leren kennen als kunstenaar maar vooral als mens bij de opbouw van de tentoonstelling Reflection 775, n.a.v. de 775e verjaardag van de Abdij van Roosenberg te Waasmunster. Hij is een fantastisch kunstenaar en bijzonder gevoelig mens, voor wie ik veel respect opbreng. Dergelijke mensen in ons klein landje hebben is een eer en moeten we koesteren. Rik Daelman, Burgemeester van Waasmunster.