Gemiddelde leestijd: 13 min
Bijna twintig jaar gouverneur van Oost-Vlaanderen, een leven lang hoogleraar Geschiedenis aan de Gentse universiteit, overtuigd socialist én vader van cineast Nic en politicus Tom. Ziedaar het gekend cv van Herman Balthazar. Maar wie weet dat Balthazar senior ooit heeft geacteerd? Dat hij nog altijd worstelt met zijn kaalkop? En dat hij – na de vroege dood van zijn vader – zijn stiefvader niet snel in de armen wilde sluiten? “Een vreemde man die mijn moeder afnam. Ik heb het daar een tijdlang moeilijk mee gehad. Mocht ik op de bank liggen bij een psychoanalyticus, zou hij daar zonder twijfel een aantal dingen van ontdekken.” Een gesprek met de jarige Herman Balthazar (75).
Herman, proficiat met je verjaardag. Mag ik een beroep doen op jouw geheugen? Jij stond ooit op de planken als Masco, de stroper uit ‘Het Gezin van Paemel’. Ken jij nog enkele zinnen uit dat toneelstuk?
Herman Balthazar: “Ik ken de rol nog. Ik weet natuurlijk dat Masco verliefd was op één van de dochters. Haar vader was daar heel boos om. Maar zinnetjes? Nee. Het is erg lang geleden, ik moet toen 17 jaar geweest zijn. Het toneelgezelschap heette Multatuli en de regisseur was Gus Bal, een bezield onderwijzer die onder andere weken voor normaalschoolstudenten inrichtte in Genval. Ik heb er een deel van mijn liefdesleven aan te denken, want in Genval heb ik mijn vrouw Josiane als jonge onderwijzeres leren kennen. Gust Bal was een specialist in de vrije expressie. Wij probeerden in de toenmalige jeugdherberg en in de Vooruit ‘Het Gezin van Paemel’ op te voeren op een nogal alternatieve wijze. We hebben weken gewerkt, maar het is nooit tot een voorstelling gekomen. Ik heb wel in de Balzaal van de Vooruit gestaan voor het stuk ‘Commissaris Fennedy’. Ik was de commissaris en de jonge Frank Beke, voormalig burgemeester van Gent, was één van mijn medespelers als één van de agenten.”
Heb je nooit een carrière in het theater overwogen?
Balthazar: “Nee. Mijn talent was trouwens niet groot genoeg. Ik had een mooie dictie. Maar mijn beweeglijkheid op scène was eerder die van een houten paljas dan die van een acteur. Mijn rollen waren altijd beperkt tot die van bijvoorbeeld een advocaat. Meer statische rollen. Mijn vader, die overleden is toen ik 7 jaar was, speelde voor de oorlog in de Multatuli. Hun allereerste voorstelling onmiddellijk na de bevrijding in ‘44 vond plaats in ons huis op de Vrijdagsmarkt in de Anseelezaal. Het was een reeks eenakters van Bertolt Brecht. Het is eigenlijk omwille van de herinnering aan mijn vader die ik bijna niet gekend heb, dat ik terug even in die Multatuli-kring ben gaan spelen. Een soort nostalgische, emotieve herinnering die vaag is. Want als kind van 7 heb je nauwelijks herinneringen.”
De toneelstukken die je speelde, wijzen op een sociale bewogenheid die blijkbaar al pril aanwezig was.
Balthazar: “Ja. Die bewogenheid is zeer sterk geweest, net als bij mijn vader en grootvader. Mijn grootoom August is minister geweest in de regering-Pierlot. Als jongen van 14 jaar ben ik opgezogen geworden in die wereld van de Koude Oorlog. Ik was een halve wees. Mijn moeder kwam uit de katholieke middenstand, trok zich daar niet veel van aan en liet me rustig begaan. Zij is eind ’47 hertrouwd met een man die zelf politiek gevangene is geweest in Buchwald maar zich politiek zeer neutraal opstelde. Mijn politieke vorming kreeg ik van mijn grootnicht Frieda Balthazar, die in Sint-Amandsberg woonde, bij ons in de buurt. Zij en haar man waren communisten. Dat heeft mij getekend. Toen ik naar de universiteit trok in 1956, was ik eerder communistisch gezind. Maar dat jaar werd een keerpunt voor het communisme. Ik ben er heel snel van weg gegroeid en begon terug te militeren in de socialistische milieus.”
Ik heb jou nochtans nooit als een volkssocialist ervaren. Eerder het type-Beke dan het type-Termont.
Balthazar: “Ja. Dat komt natuurlijk omdat Daniël Termont veel meer een volksjongen is gebleven. Hij heeft nooit verder gestudeerd. Beke en ik hebben het geluk gehad om naar de universiteit te kunnen. Wij zijn als jonge twintigers reeds tot het intellectuelendom gekomen. Voor ons beiden was het ene geen tegenstelling met het andere. Maar voor de buitenwereld waren wij academisch gevormde kereltjes. Mijn carrière heeft zich ook onmiddellijk in dat wetenschappelijk onderzoek afgetekend. Maar ik was natuurlijk links. Onder andere met de eerste anti-atoommars van Mol naar Antwerpen. Daarna volgden nog heel wat marsen die de doorbraak zijn geweest van de vredesbeweging in de jaren ‘60.”
Jouw zoon Nic is heel trots op jouw engagement. Hij vond per toeval een foto terug van die eerste anti-atoommars waar jij prominent op de eerste rij staat.
Balthazar: “Ja. We hebben die foto enkele jaren geleden in de krant gezien. Ik sta er met mijn studentenflat op. Ik kan je die trouwens nog tonen (haalt prompt een doos uit in de kamer). Kijk, dit is het plunje uit Buchwald van mijn stiefvader. Ik bewaar het als een relikwie. En hier is de flat. Hiermee stond ik op die foto. Met een pet als student van het taalminnend studentengenootschap ‘t Zal wel gaan’, het prachtige front van vrijzinnige studenten: van liberalen tot communisten en anarchisten. Die signalen van het studentendom zie je vandaag alleen nog bij ultra-rechts. Ik ben uiteindelijk vrij jong gemeenteraadslid voor sp.a geworden, in 1965.”
Even over de huidige sp.a. Zijn ze goed bezig?
Balthazar: “Goh, het is een moeilijk verhaal. Ze zijn zeker niet goed bezig. Hét probleem van de socialistische partij doorheen de twintigste eeuw tot het laatste decennium is dat één vraag het debat beheerste: is de partij wel links genoeg, heeft ze een zuivere identiteit als socialistische partij? Er is altijd een linkse oppositie geweest. Daarbuiten was er het communisme. Een communist vond altijd dat een sociaal-democraat een verrader was van de echte marxistische revolutionaire lijn. De sociaal-democratische beweging heeft altijd de druk gevoeld van de linkerzijde, die haar een moreel schuldbesef opspelde. Door de implosie eind jaren ’80 dacht ik: nu kan de sociaal-democratie haar eigen profiel bepalen. Verlost van de druk. Spijtig genoeg is dat niet gebeurd. Integendeel, het gebrek aan identiteit is zich eigenlijk dan pas nog erger gaan tonen dan voordien. Dat is een drama waar de sp.a nog altijd niet uit is. Het marktdenken heeft de sociaal-democratie ongelooflijk parten gespeeld. Ze is daar nog altijd niet van hersteld. De partij heeft de nieuwe sociale bewegingen, met de milieubeweging als voornaamste, niet geïntegreerd.”
Dan heb je het over kartelvorming? Of over een samensmelting van rood en groen?
Balthazar: “Ideologisch is een samenwerking zoals in de stad Gent een goede weg. Uiteindelijk zal een samensmelting finaal misschien wel het beste zijn. Maar ik aarzel een beetje, omdat het woord ‘politieke partij’ natuurlijk een andere inhoud krijgt. De politieke formaties van de twintigste eeuw zijn anders. Lid worden van een partij heeft niet meer dezelfde betekenis als lid worden dertig jaar geleden. Kijk naar Amerika. Daar zijn de partijen kiesmachines.”
“Rood en groen: ja. Wanneer je groen gaat analyseren als een beweging die in hoofdzaak een publieke opinie probeert wakker te maken over de ecologische problematiek. Dan is dit een onderdeel van de socialistische ideologie. Het klimaat is niet het enige thema – dat is misschien de fout van Groen: zij profileren zich op één thema – maar het is in elk geval een essentieel thema. Ik heb twee zonen. De ene zit in de klassieke lijn van de sociaal-democratie aan een politiek mandaat te werken (Tom, schepen voor sp.a in Gent en deeltijds hoofddocent medisch recht aan de UGent). De andere (cineast Nic) heeft hoofdzakelijk de ‘one issue’ waar hij voor vecht. Het komt ook overeen met hun beide karakters. Nic is veel meer de emotieve man. Die heel moeilijke politieke wereld, een web waar je met van alles moet rekenen houden, is niets voor hem. Hij wil vooruit. Zijn derde klimaatfilm is daar een mooi voorbeeld van.”
Heb je het gevoel dat Tom en Nic in jou verenigd zijn?
Balthazar: “Dat zou verschrikkelijk pretentieus zijn. Ze wonen, werken en leven in een andere tijd. In opvoeding en natuur hebben ze invloeden van mij. Maar het zijn eigen persoonlijkheden. Gelukkig heb ik geen zoon die mij vertelde: ‘Vader, ik ben lid van het Vlaams Belang geworden’. Die chance heb ik.”
Wat zou je gedaan hebben?
Balthazar: “Ik heb me die vraag nog niet zo dikwijls gesteld en gelukkig ook niet moeten ervaren. (bedenkt zich) In die zin heb ik er wel aan gedacht, omdat het in het Duitsland van de jaren ’30 wel meer is voorgekomen. Miljoenen kiezers die voor de SPD en de KPD stemden, zijn uitgeschakeld op minder dan een half jaar. Die grote massa ging bijna dwangmatig naar de Heil Hitler-groet. Dat moeten mensen zijn die twee jaar voordien socialist of communist stemden.”
In Vlaanderen zag je zowat hetzelfde tien jaar geleden. De stemmen van de toenmalige SP gingen naar het Vlaams Belang.
Balthazar: “Absoluut. Dat is het drama dat mijn oudste zoon als socialistisch mandataris moet oplossen. Het publiek dat dertig jaar de basis was van de sociaal-democratie stemt nu waarschijnlijk voor een groot deel Vlaams Belang. Misschien zit daar nu het nieuwe fenomeen van de N-VA tussen, waarvan we niet weten wat dit soort populisme nu precies betekent.”
“Ik heb in de Multa met Tom in de jaren ‘70 één stuk samen gespeeld, dat de band was met mijn vader. ‘Furcht und Elend des Dritten Reiches’, één van de eenakters van Bertolt Brecht. Het gaat over een gezin van een lerares en een leraar die beiden links waren en tot de midden-burgerij van Duitsland behoorden. Hun zoontje van 12 is onder druk van zijn vriendjes lid geworden van de Hitler Jugend. Die jongen komt thuis in zijn uniform. De man van de huishoudhulp is lid van de SA. Vader en moeder beginnen plots angst te krijgen. Ze praten aan tafel over hun socialistische ideologie en vrezen dat hun zoontje dat zal doorvertellen bij de Hitler Jugend. In dat stuk was Tom het jongetje met het hakenkruis over zijn arm, en ik was de vader.”
Heb je ooit overwogen om burgemeester van Gent te worden?
Balthazar: “Ik heb nooit iets overwogen. Dat meen ik. Ik heb nooit overwogen om gouverneur te worden. Dat is een toevalstreffer geweest. Half jaren ’70 dacht ik wel even om verder te gaan in de politiek. Ik was pas prof geworden in Gent. Ik kon schepen worden in de stad. Maar ik ben gebarreerd. De toenmalige generatie heeft me de kans niet gegeven. Ik was een te oppositioneel figuur. Gilbert Temmerman heeft me daar veel later mooie brieven over geschreven. ‘Het spijt me. Eigenlijk hebben we jou toen moeten meenemen. Maar je bent nu gouverneur. Dat is ook mooi’.”
“Ik ben in die tijd ook voorzitter geworden van de BRT. Zo was ik aanwezig in het politieke geheel, ik kwam enorm veel in contact met the powers that be. Toen men het niet eens was over de socialistische kandidaat om gouverneur De Kinder op te volgen in ’85, is men op mijn naam terechtgekomen. Ik heb veel geluk gehad. Ik heb dat vieze politieke gevecht niet met mijn ellebogen moeten doen om me recht te houden. En ik ben in een job terecht gekomen waarvan ik niet eens de inhoud kende. Maar ik heb die inhoud er zelf aan kunnen geven.”
Je hebt de functie mooi gekneed. Maar je moest altijd opboksen tegen die vooroordelen: ‘Waarom is een provinciaal niveau nodig?’
Balthazar: “Ja, absoluut. Die discussie woedt nog altijd. Ze is even onopgelost als toen ik als gouverneur begon. Geef mij honderd journalisten en politici om hen een examen te laten doen over de betekenis van de provinciale instelling. Zij kénnen dat niet. Je hebt de gedeconcentreerde maar ook de gedecentraliseerde macht. Het probleem is dat de gouverneur altijd tussen die twee machten loopt. In het ene treedt hij op als commissaris van de Vlaamse en federale regering: rampenplannen in elkaar steken, tussenpersoon zijn bij overstromingen. Gedecentraliseerd heeft hij eigenlijk geen macht, maar treedt hij op als de verpersoonlijking van de provincie. Een politiek niveau, met verkiezingen, verkozenen, een raad met gedeputeerden en een eigen kleine regering. Zij wil politieke macht uit dat niveau putten. Precies dat gedecentraliseerde niveau wil men afschaffen. Maar dat lukt moeilijk. Want er zijn zoveel politieke postjes die er aan vasthangen, er is zoveel geld. Als men dat plots allemaal afschaft, moet men het elders betalen en invoeren.”
“Het probleem is het Vlaamse niveau. Pas vanaf 1980 kan je van een Vlaamse regering spreken. Dat jonge gezag wil zich waarmaken en schuift niet graag bevoegdheden door naar de gouverneur. Voor een Vlaamse regering moet een Vlaamse gouverneur opzij staan. En voor de lokale besturen is er een essentieel verschil in machtsuitoefening: Gent is Horebeke niet. Voor een grote stad is het provinciale niveau helemaal nutteloos. Er zijn drie keer meer ambtenaren in de stad dan op provinciaal niveau. En in Horebeke hebben ze onvoldoende mensen op de problemen op te lossen. Als gouverneur mocht ik niet de numero uno zijn maar iedereen erkennen in zijn eigen functie en waardigheid.”
Ik moet nu denken aan Herman Van Rompuy en zijn rol als Europees president.
Balthazar: “Absoluut. Ik denk dat Van Rompuy op een redelijk rustige manier het gezag van een niet-verkozen president, en toch president moeten spelen, incarneert. Hij maakt die nieuwe functie. Dat geldt ook voor de gouverneursfunctie. Als je ze wil waarmaken, krijg je geen macht maar wel veel gezag.”
Moet en zal de gouverneursfunctie blijven?
Balthazar: “Die zal niet zo gemakkelijk afgeschaft worden, denk ik.”
KAALKOP
Je bent kalend. Wanneer begon jij je haren te verliezen?
Balthazar: “Oh, mijn lieve vriend… Mijn zonen verwijten mij dat dit één van hun genetische drama’s is die ze meedragen. Bij mij is het als twintiger begonnen. Op mijn huwelijk in 1962 had ik nog flink wat haar. Tegen mijn dertig was dat weg.”
Ooit mee in gezeten?
Balthazar: “Gedurende jaren ben ik een groot consument geweest van middeltjes zoals ‘Petrole Hahn’. Denkende dat dit iets aan mijn kaalheid zou verhelpen. Maar dat was absoluut niet het geval. (lacht) En dan is het zo, hè.”
We hadden het over gezag. Je zou kunnen zeggen dat jouw karakterkop en rijzige gestalte aanzien gaf en geholpen heeft in bepaalde functies.
Balthazar: “De fysionomie speelt altijd een rol. Maar mijn kaalkop heeft niet geholpen. Zeker niet. Maar – en dat zullen mijn zonen ook wel hebben – ik droom wel eens dat ik een weelderige haardos heb. Die dromen zijn nu al even geleden. Maar toch… Het is geen vreugde, hè. Het is iets wat je aanvaardt. Het heeft het voordeel dat je er vlugger ouder uit ziet. En als mensen je tegenkomen, zeggen ze: ‘Je bent niet veel veranderd’. (lacht) Het heeft ook een ander merkwaardig voordeel. Frank Beke en ik zijn ongeveer van dezelfde leeftijd, zijn ongeveer even groot en even kaal. We hebben allebei een leptosoom gezicht en een bril. Er gaat geen week voorbij zonder dat ik als meneer Beke en hij als meneer Balthazar wordt aangesproken. Nu nog. Hoewel ik al zeven jaar weg ben en hij vijf jaar.”
Hoe was jouw autoriteit thuis, bij jouw zonen? Zij kregen van hun moeder te horen: ‘Vader is niet boos, hij is ontgoocheld’.
Balthazar: “Moeilijke vraag. Want hoe treed je precies pedagogisch op? Een juiste mix tussen voldoende autoriteit en affectie. Met af en toe een uitschuiver, omdat je jouw eigen dromen en verlangens hebt die je op een verkeerde manier toont.”
En toch, een Herman Balthazar die zijn stem verheft kan ik me nauwelijks voorstellen.
Balthazar: “Nochtans gebeurt dat. Ook roepen en tieren, ja. Zelden, maar het komt voor.”
Jouw vader is vroeg gestorven. Maakte het voor de opvoeding van Nic en Tom uit of jij destijds al dan niet een vaderfiguur hebt gekend?
Balthazar: “(denkt na) Ik zou het omgekeerde willen zeggen. Mijn moeder is twee jaar na de dood van mijn vader hertrouwd. Dat is dus een vreemde man die binnen komt in je huis en die je moeder afneemt. Ik heb het daar een tijdlang moeilijk mee gehad. Mocht ik op de bank liggen bij een psychoanalyticus, zou hij daar zonder twijfel een aantal dingen van ontdekken. Gelukkig was die man uitermate verstandig. Hij heeft geprobeerd om een zo afstandelijk mogelijke positie in te nemen. Daardoor heb ik die man aanvaard. Ik ben vroeger dan andere kinderen emotioneel zelfstandig geworden. Terwijl dat voor mijn kinderen niet zo is geweest. Het merkwaardige is: die stiefvader, de enige die zij gekend hebben, is voor hen hun grootvader. Zij hebben hem ook emotioneel aanvaard. Zowel Tom als Nic hebben tranen met tuiten geschreid bij zijn overlijden. Ik heb mijn stiefvader aanvaard. Maar er waren remmen die groter zijn geweest dan ik openlijk wilde toegeven. Begrijp me niet verkeerd. Ik heb niet anders dan bewondering voor die man. Hoe ouder ik werd, hoe liever ik hem zag.”
STUDENT LETERME
Was je liever prof dan gouverneur?
Balthazar: “Ik zou nooit prof en man van de wetenschap geweest zijn zonder allerlei dingen er bij te doen die onmiddellijk ankers hadden in het dagelijkse, maatschappelijke leven. Maar die dag op 18 mei 1985 in de auto van minister Nothomb op weg naar de eedaflegging bij de koning, dacht ik: ‘Ik aanvaard het alleen maar wanneer ik minstens een stuk prof kan blijven. Ik wilde dat niet lossen en ben blij dat ik die reflex heb gehad. Het papier dat je hier rond mij op bureau ziet, heeft niets te maken met mijn job van gouverneur. Het zijn stukken van de historicus. Dus ja, liever professor.”
Als professor in Gent heb jij een oud-premier ooit klamme handjes bezorgd. Weet je nog wie ik bedoel?
Balthazar: “Gaat het over het incident met Leterme? Daar vertelt hij meer over dan ik. Zelf herinner ik het mij niet meer. Blijkbaar is gebeurd wat meerdere studenten is overkomen. We hadden het daarnet over hoe mensen Beke en mij verwarren. Wel, kijk (toont een foto): Romain Van Eenoo. Jij hebt hem als student Geschiedenis ook gekend. Voor veel mensen leken Van Eenoo en ik ook op elkaar. Een evidente verwarring voor mensen die weinig naar de cursus gingen en wisten dat daar op de vijfde verdieping een grote kale man rondliep. Leterme beweert dat ik toen onmiddellijk een kwaad telefoontje heb gedaan naar Van Eenoo en hem belachelijk heb gemaakt. Maar in alle eerlijkheid, ik weet het niet meer. Het typeert mij ook niet. Voor een student zijn dergelijke anekdotes bovendien ongelooflijk veel belangrijker en uitvergroot dan voor een prof. Alle studenten leven in de examenperiode in een emotioneel heel gespannen sfeer, zeker bij mondelinge examens. Daardoor komen altijd sterke verhalen over proffen naar boven, die soms een beetje waar zijn en soms een beetje gefictionaliseerd (lacht).”
Waar moeten we met het federale land België naartoe?
Balthazar: “Pas in de laatste twee jaar ben ik overtuigd geraakt van de bijzonder kwalijke gevolgen van twee totaal gescheiden publieke opinies. Vanaf de culturele autonomie in 1970 zijn in sneltempo de voornaamste elementen die een publieke opinie vormen, totaal gescheiden: onderwijs, kranten, audiovisuele media, de kunstenwereld. Alleen de bovenlaag in die maatschappij spreekt de twee landstalen en wil nog naar de boodschap van de andere luisteren. Bij de grootste groep zijn de vooroordelen tussen de twee gemeenschappen steeds meer uitvergroot. Ons politiek klimaat is momenteel volatiel. Liberalen, socialisten en katholieken hadden samen meer dan tachtig procent van de stemmen in handen. Had je mij de vraag tien jaar geleden gesteld, zou ik gezegd hebben dat we naar een confederaal regime gingen en dat België zeker zou blijven bestaan. Nu weet ik het niet meer. Europa zit in een te grote crisis. Daarom zullen we waarschijnlijk samen blijven en zeker niet uit elkaar vallen zoals Tsjechoslovakije. Al is het maar omdat we niet weten wat we met Brussel moeten doen. Het uiteenvallen van België is nog altijd onmogelijk. Maar virtueel, affectief en inzichtelijk is het in de publieke opinies wel mogelijk. Daar is het eigenlijk al gebeurd.”
Droom je als Orangist nog altijd van de Verenigde Nederlanden?
Balthazar: “Indien ik zou geleefd hebben in 1830 zou ik wellicht gemiliteerd hebben voor het behoud van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Zoals professor Marita Matthysen van de universiteit van Amsterdam het schreef : 1830 werd een kwalijke vergissing voor Noord en Zuid. Maar na enkele jaren werd het duidelijk dat orangist blijven geen realistische optie meer was. Wie nadien in de loop van de 19de en 20ste eeuw politiek Groot-Nederlander bleef, zou behoren tot een ideologische categorie waar ik me niet mee wil identificeren. Vandaag leven er twee landen met twee zo gescheiden publieke opinies dat een vereniging een onhaalbare utopie is. Wel denk ik dat instrumenten zoals de Taalunie, Cultureel Verdrag, Benelux, Euregio Scheldemond, N.V.A.O. Ons Erfdeel, De Brakke Grond, De Buren enz… aandacht en versterking verdienen om binnen Europa samen sterker te staan. Dit is nu mijn pragmatisch orangisme.”
Heb je intussen jouw droom al verwezenlijkt: één of meerdere politieke thrillers schrijven?
Balthazar: “Zij leven in mijn hoofd. Van een tweetal hebben zelfs enkele hoofdstukken een goede invulling gekregen, maar het concrete schrijven moet nog beginnen. Al mijn tijd gaat nu naar de uitgave van twee dagboeken uit de Eerste Wereldoorlog.”
Historici bakenen graag blokken in de tijd af, zogenaamde breuklijnen. Als prof in Gent gaf je Eigentijdse Geschiedenis. Enig idee in welk tijdsgewricht we nu leven?
Balthazar: “Heel interessante vraag. Voor de twintigste eeuw hebben we een aantal breuklijnen verkeerd geplaatst. Pas de laatste jaren als prof ben ik me daarvan bewust geworden. We dachten dat de jaren ’60 een grote breuklijn was. Dat zijn ze niet geweest. De gevolgen van de jaren ‘60 zijn pas in de jaren ’90 naar voren gekomen. Meerdere factoren kregen in snellere mate stijgend gewicht: de Oost-West verhouding, de rol van de media en de absolute doorbraak van de beeldcultuur – ook de bosjesman in de Kalahariwoestijn kijkt evenzeer tv als wij -, de technologische informatiecultuur – van computer naar gsm en twitter. De aanslagen op 9/11 zijn het gevolg van deze drie factoren. Tot slot heb je de ecologische problematiek. Daar kunnen we niet onmiddellijk bepalen hoezeer die breuklijn bepalend zal geweest zijn voor de twintigste eeuw. Ik ben negen keer naar China geweest. De eerste keer in 1981 was het woord ecologie in het politieke denken in China absoluut afwezig. Bij mijn laatste bezoek in 2004 was het dominant aanwezig. Maar hoe we dit tijdsgewricht zullen noemen, weet ik niet.”
Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven?
Balthazar: “(lacht) Ik zeg vaak aan mijn zonen: zet maar op mijn grafzerk ‘Lid van verschillende sportverenigingen’. Hoewel ik nooit aan sport gedaan heb, ga ik wel elke maandagmorgen biljarten en ga ik elke vrijdag met een paar vrienden turnen en heb ik een wandelclub. Dat zijn momenteel de belangrijkste dingen des levens. Ik wil geen staatsbegrafenis. Ik heb nog geen voorbereidingen genomen. (denkt luidop) Het ligt hier ergens tussen de papieren. Ik moest iets tekenen in verband met euthanasie. Dat moet ik absoluut klaarmaken, zodat de taak voor mijn zonen makkelijker is. Want ik wil gebruik maken van de mogelijkheid van de wet rond euthanasie, als het moment daar is.”
Beluister hier een kort interview-fragment met Herman Balthazar.
Goed interview!
En promotor van mijn thesis !
Ik vind Herman een heerlijke man en het interview bracht mooie en mij onbekende dingen naar boven. Heel goed gedaan.