Gemiddelde leestijd: 12 min 

‘Ten Oorlog’ betekende zijn definitieve doorbraak in de theaterwereld. Vanaf ‘Keerekeerweere’, de computersketch uit Alles kan beter, nam ook zijn tv-carrière een hoge vlucht. “De entertainer in mij blijft zeer groot”, zegt acteur Wim Opbrouck. “Ik heb nog altijd de grote neiging om een zaal te doen lachen. Maar ik vind stilte soms nog de grootste beloning voor een toneelspeler. En dat voel ik veranderen met ouder worden.”

“Ik ben benieuwd wat je wil weten.” We zitten in de nok van het NTGent en Wim Opbrouck (44) heeft duidelijk zin in een diepgaand gesprek. “Ik ben een open boek in interviews”, beseft hij. “Onlangs bedacht ik waarover ik niet meer wil praten. Mijn afkomst bijvoorbeeld, het ‘nest’. Over mijn vader (de vader van Wim Opbrouck was schepen van Sport en Feestelijkheden voor sp.a in Harelbeke, MS). Of bijvoorbeeld ook naar welke muziek we thuis luisterden. Ineens had ik daar genoeg van. ‘Wat zit ik altijd maar overgeromantiseerd over mijn jeugd te praten?’ Ik begon er graag over, merkte ik. Ik las het ook altijd graag bij anderen: ‘Die komt hier uit of daar uit. Of: tiens, zo is het allemaal begonnen.’ Mijn vader heeft een ernstig hartinfarct gehad in februari, de dag voor het overlijden van Patrick De Witte. Hij heeft het gelukkig overleefd. En ik dacht: ‘Ik ga mijn ouders gerust laten in interviews’.”

Acteur Wim Opbrouck heeft stilaan een indrukwekkend palmares, zowel in de theaterwereld als op tv en in de film. Met zijn groep De Dolfijntjes maakt hij daarnaast al 25 jaar muziek. En sinds 2010 is hij ook artistiek directeur van het toneelgezelschap NTGent.

Je bent artistiek directeur maar staat ook nog op de planken. Is dat zoals een eindredacteur die af en toe nog eens een stuk maakt?
Wim Opbrouck: “Ja, het is een goeie vergelijking. Voetballer en trainer is ook een goede vergelijking: speler-coach. Maar meestal speel je dan in derde klasse. Terwijl ik dit beschouw als eerste klasse, zelfs Champions League. Ik ben ook speler-scheidsrechter. Dat is een goed model, als er niets mis gaat. Maar intern is het wel moeilijk om je spelplezier te houden als je tegelijk op het fluitje moet blazen. En soms moet dat gebeuren. Dat heeft dan voornamelijk te maken met keuzes: welke stukken we gaan spelen, welke cast we gaan samenstellen. Maar het gaat hier goed. Het is heel fijn. Mijn taak is om de artistieke kant met hand en tand te verdedigen en ervoor te zorgen dat het financiële aspect niet gaat dirigeren. Met uiteraard wel aandacht voor het zakelijke. Ik heb de lijnen uitgezet, twee jaar voor de subsidieronde. Dan zet je vier jaar je plannen in de steigers. En dan is het een kwestie om dit te realiseren. Maar ik heb lang getwijfeld of ik deze functie zou aannemen. Je kunt eigenlijk geen twee topjobs combineren.”

Was het een voorwaarde in jouw contract om op de planken te blijven?
Opbrouck:
“Ja. Dàt was vlug beslist. Het was een conditio sine qua non. Ik heb hier ook geen bureau. Ik zeg altijd al grappend – maar ik bedoel het wel zo: ‘mijn bureau is tussen de mensen’. Daarom zit ik ook altijd beneden in de foyer. Iedereen ziet me daar. Of ik loop heel het gebouw rond. Of ik ben op tournee. Op je directeursstoel blijven zitten, is ook een manier van beleid vormen en heeft het nadeel dat je te weinig onder de mensen komt. Soms beschouw ik me als een public relations. Pr: dat doe ik super goed. Ik kan een groep goed motiveren en enthousiasmeren.”

Toen ik hoorde dat je artistiek directeur werd, moest ik denken aan Frank Focketyn die als Guido Pallemans in ‘Het Eiland’ leidinggevende wordt boven zijn collega’s.
Opbrouck:
(lacht) Het is minder hysterisch en minder karikaturaal. Een leraar wordt directeur: heel vaak verlangt die directeur om terug leraar te worden. In die zin is het hier wel anders. Ik mag zeggen dat ik niet veranderd bent. Het nieuwe hippe is nu ‘ kwetsbaarheid tonen’. Voor mij is dat niet hip. Ik bèn gewoon zo. Bij mijn kinderen, of thuis. Ik zit zo in elkaar. Als ik het niet weet, mag iedereen weten dat ik het niet weet. Door de valkuilen te benoemen, geeft dat veel lucht. In veel bedrijven zouden ze dat ook beter doen. Er worden heel veel machtsposities gecreëerd. En macht boven macht. Terwijl er dingen zijn die je onvermijdelijk tegenkomt als je met een groep werkt. Er zullen discussies komen, er zal iemand weg willen. Niet iedereen vindt alles wat je kookt lekker.”
“Mijn rechterhand Steven Heene, voormalig journalist bij De Morgen, interviewde mij voor ik artistiek directeur werd. ‘Tien redenen om het niet te doen’. En ik kon er zo tien opnoemen. Ik ben ook met 100 per uur tegen alle tien gelopen. Natuurlijk is er al een conflict geweest rond een bepaalde productie. Maar in het oplossen ben ik goed. Dan ben ik een pitbull en bijt ik mij er in vast tot het lukt. Ik kan dan heel doortastend worden. Daar ben ik al geschrokken van mezelf. Ik ben een twijfelaar. Maar ik twijfel minder binnen mijn vakgebied. Twijfelen vind ik eigenlijk niet zo’n negatieve eigenschap. Het zorgt er soms voor dat je de dingen eens in een ander perspectief zet. Een acteur moet altijd op zoek gaan naar de andere kant van de medaille. Niet alleen acteurs trouwens. Picasso deed dat ook. Had hij het oor niet verplaatst, was de kunst nooit bevrijd en veranderd en bleven we maar tekenen naar de realiteit.”

Je wilde eigenlijk kunstenaar worden. Het was helemaal niet jouw droom om acteur te zijn, heb je eens gezegd in een eerder interview.
Opbrouck:
“Inderdaad. Ik wilde graag in ‘de kunsten’ komen. Maar al vlug bleek dat dit met woord en toneelspel was. Maar eigenlijk ben ik tot op vandaag non stop blijven tekenen. Alle illustraties van het NTGent zijn van mij. Elke keer heb ik ook boeken bij en dat vult zich vol tekeningen.” (haalt er prompt een boek bij met muziekteksten en tekeningen, MS)

Mooie tekeningen. Dan ben jij toch een kunstenaar geworden?
Opbrouck:
“Ik beschouw mezelf wel als een renaissance-kunstenaar. Die was ook met alles tegelijk bezig. In de plastische kunsten ben ik geen echte kunstenaar. Ik ben graag bezig met vorm. Natuurlijk ook wel met taal. Elke speech en elk voorwoord voor het NTGent schrijf ik zelf, ik heb geen ghostwriter. Maar ik was geen grote schrijver. Ik verdrink daar in. Pas sinds twee jaar schrijf ik teksten voor De Dolfijntjes. Ik hoor een liedje en hoor daar direct 100 andere liedjes in. Een misvorming, maar heel plezant om er mee te spelen. Wat wij doen met De Dolfijntjes noem ik daarom altijd ‘2many DJ’s voor folk en country’. De muziek maken vond ik nooit een probleem. Maar een goede songtekst er bij vond ik super moeilijk.”

Je wilde kunstenaar zijn, maar ook kok worden was een jongensdroom.
Opbrouck:
“Ik kook graag en veel. Elke dag. Achteraf gezien wilde ik geen kok worden, maar maître d’hotel, bedenk ik me nu. Niets liever doen dan mensen te ontvangen, de tafel perfect te dekken. Het hele theater er rond heeft me altijd enorm gefascineerd. Ik word zeer graag bediend door een goede maître d’hotel. Gastvrij zijn maar toch niet slijmerig, aandachtig zijn maar toch niet voortdurend op je vingers kijken. Iemand die dat vak beheerst: dat vind ik een groot talent.”

 

KEEREKEERWEERE

Op weg naar hier hoorde ik in de gangen van het NTGent een groepje jongeren ‘Gerrit Callewaert uit Bavikhove’ fluisteren toen ze jou zagen.
Opbrouck:
(glimlacht) Het achtervolgt me nog altijd. Maar ik vind dat niet erg. Ik ben er ongelooflijk trots op.”

Vind je het leuk dat er een aantal van dit soort klassiekers zijn waar je ten eeuwige dage aan zal worden herinnerd?
Opbrouck:
“Ja. Ik zou het erger vinden dat er klassiekers zijn waar ik me om moet schamen. Het is geen slechte kwaliteit, hè. Het is eigenlijk begonnen met ‘Alles kan beter’. De computersketch met ‘keerekeerweere’. Niet te geloven hoe vaak dat nog geroepen wordt. Ook de ondertiteling voor West-Vlamingen. Of ‘zever, gezever!’ uit ‘Het Eiland’. En heel vaak gaan de gesprekken ook over moto’s. ‘De bende van Wim’ heeft een soort mythische status bereikt. Dat tv-programma was volledig mijn idee. Ik belde naar Jean Blaute en Michiel Hendryckx. Michiel kende ik een beetje, maar Jean helemaal niet persoonlijk. Alleen als één van de legendarische Centimeters van Raymond Van het Groenewoud. Hadden we het commercieel beter aan boord gelegd, konden we tien seizoenen aan een stuk gemaakt hebben, net als Top Gear (het populaire Britse auto-programma met Jeremy Clarkson, MS). Ik hou ontzettend van Top Gear, ook al ben ik niet zo’n autofreak. Maar dat commerciële zit niet in ons bloed. Er zijn twee seizoenen geweest van ‘De bende van Wim’. Dat was zo met alles waar ik aan heb meegewerkt: twee seizoenen en gedaan. Alles kan beter, In de Gloria, Het Eiland.”

Het Woestijnvis-syndroom…
Opbrouck:
“Ja. Terwijl ik denk: ‘Als het goed is, waarom niet méér seizoenen?’ Maar we hebben schrik dat het dan zou verwateren.”

Ligt dat dan aan hen, eerder dan aan jou?
Opbrouck:
“Ik had dat ook: het is goed geweest, ander en beter.”

Ook bij ‘De bende van Wim’ heb je niet op tafel geklopt om een derde seizoen af te dwingen?
Opbrouck:
“Het kwam niet in mij op om op tafel te kloppen. Nu heb ik daar spijt van. Ik mis – en ik niet alleen – programma’s waar ik méé mag. Het succes van ‘De bende’ was: niet naar Amerika of Nepal trekken, maar datzelfde gevoel hier vlakbij opwekken. En door zo dicht bij huis te blijven en nederiger te reizen, zijn de mensen daar dol op. Man, er komen mails van ‘De bende van Frank’ en ‘De bende van Guy’ met t-shirts en dezelfde soort foto’s. Elke dag is er iemand op straat – gisteren nog – die zegt: ‘Dat was toch een geweldig programma’.”

Je mist het op een manier wel blijkbaar?
Opbrouck:
“Ja, ik mis Jean. Ik heb eigenlijk wel goesting om terug te gaan rijden. En het gevoel om on the road te zijn is tof. Maar dat heb ik ook in theater. Ik geniet er van om ’s nachts van bijvoorbeeld Leeuwarden in een busje terug te rijden en naar buiten te staren. Ik had dat als kind al graag. Wij gingen met de trein op reis. Geweldig, zo’n slaaptrein. En ’s nachts stopte die en keek je uit het raam:  dat raar licht van straatlampen of van een station. Alles slaapt… Ik kon uren uit het raam staren. Huizen zien waar nog een lichtje brandt. Dromen welke mensen daar wonen. Je verbeelding slaat op hol.”

‘On the road’ zeg je. Ik had altijd het idee dat je meer honkvast was.
Opbrouck:
“Ik ben helemaal niet zo honkvast. Ik woon toevallig nog in Bavikhove. Maar ik heb het geluk om heel veel weg te zijn. Na mijn studies aan de Studio Herman Teirlinck in Antwerpen had ik wel heel sterk het gevoel: ‘retour à la campagne’. En ik heb dat ook gedaan. Nu heb ik dat veel minder. Ik zou morgen in New York kunnen wonen. Of in Parijs of Londen.”

Maar… Wat houdt je tegen?
Opbrouck:
“Mijn kinderen zijn 18 en 16 en beginnen dus stilletjes aan op eigen benen te staan. Ik ben terug gaan wonen waar ik altijd gewoond heb. Ik heb een heel mooi huis: een oude fabriek, gekocht voor een appel en een ei. Ik heb er wel tien jaar in gewerkt. Maar zo’n huis kan ik me in de stad niet permitteren.”

Ooit gedacht om in Gent te wonen?
Opbrouck:
“Jawel. Maar alles wat ik interessant vond, begon vanaf 800.000 euro. Bovendien vind ik de rit van hier naar huis heel fijn. Vooral ’s nachts. Het waait allemaal wat weg, in een tankstation koop ik een oude krant op het einde van de dag. In Bavikhove wonen we ook dicht bij de familie en schoonfamilie. Als je beslist om kinderen te krijgen, is dat ook niet onbelangrijk. Opa, oma, broer en zus. Ze houden erg veel van elkaar. Een heel goede clan. Dat is ook onbetaalbaar. Er is altijd opvang. Ik heb ook super goede buren.”

Zou jouw huidige functie een verhuis naar het buitenland toelaten?
Opbrouck:
“Op dit moment niet. Dan moet je daar acteur worden. Of een half seizoen werken en een half seizoen rusten. Wat ik op termijn wel een mooie toekomst zou vinden. Alhoewel ik graag werk. Ik ben top workaholic.”

 

DE NAVELSTRENG NAAR HET HART

Kenners noemen ‘Ten Oorlog’ jouw doorbraak. Vind je dat zelf ook?
Opbrouck:
“In zekere zin wel. Omdat dat project buiten alle proporties was. Door veel acteurs die er waren uitgestapt, moesten wij ineens al die rollen spelen. Wanneer in je leven kan je twaalf uur lang alles uit de kast halen? Ik begon met Richard II, dan Falstaff, dan weer Radcliff. Door de omvang van het project kon je alle aspecten als acteur aan bod laten komen. Anderhalf jaar gerepeteerd… En voordien was ik anderhalf jaar in opnames voor Windkracht 10. De mensen vroegen me zelfs of ik werk had. Ik was drie jaar onder de radar. En dan kwamen die twee dingen op hetzelfde moment naar buiten. Ik was dé revelatie van Ten Oorlog, dat klopt. De doorbraak? Naar het grote publiek misschien dan. Ik had voordien wel al veel gedaan. Maar allemaal in het alternatieve circuit en kleine zalen. Als je niet op televisie komt, denken mensen ‘ben je aan het stempelen?’ Maar er is nog een leven in het theater ook, hè. Voor mij is er geen ranking in film, theater of televisie.”
“Ik vond vroeger twee woorden heel vies: ambitie en carrière. Maar op een gegeven moment is het misplaatst om dat te blijven zeggen. Ik heb aan geen enkele wedstrijd meegedaan. Het enige wat ik gedaan heb, is meedoen aan een toelatingsexamen van de toneelschool. Ik kan wel zeggen – en daar ben ik ouderwets in – dat ik alle stappen doorlopen heb: van leerling naar meester. Doorlopen, ja zelfs doorsparteld. Dat kan ik je wel zeggen, beste vriend. Ik heb overàl gespeeld, gesleurd met decors… Je kan moeilijk een businessplan maken voor een artistieke carrière. Maar je komt wel terecht waar je terecht moet komen.”

Je bent ouderwets geweest, zeg je. Van leerling naar meester. Vind je dat de jonge acteurs ook die stappen moeten zetten?
Opbrouck:
“Ja. In de film is dat nog altijd zo. Niets mooier dan iemand die zijn vak kent en dat aan het doorgeven is. Een goede belichter zoekt zijn assistenten en stagiairs. Zij die kijken, nieuwsgierig zijn, hongerig zijn, willen werken: die haal je er zo uit. Die maken het ook. Ik heb met Wietse Tanghe gewerkt, bekend van ‘Quiz me quick’. Ik vind Wietse een zeer goede acteur. Hij zit nog op school, en is ook zo nieuwsgierig en hongerig. En ik ook nog altijd. Ik kan van de jonge acteurs of van Jan Decleir leren. Het is overdrachtelijk. Ik kan ook heel ouderwets een ongelooflijke leraar worden. Wietse gaf ik bijvoorbeeld ‘Wim’s Fijne Lijst’, een lijst met boeken en films. Om hem goede smaak mee te geven.”

Eigenlijk wil je een rockster zijn. Als ik even mag citeren: ‘Ik zou heel graag een rock ’n roll ster zijn. De roes van het applaus, dat is nergens mee te vergelijken. Zelfs niet met de langste ovatie in het theater.’ Sta je nog altijd achter die uitspraak?
Opbrouck:
“De entertainer in mij blijft zeer groot. En het genot om muziek te spelen is iets ongelooflijk. Ik geloof dat Mick Jagger een fantastisch leven heeft. Weten dat je liedje over de hele wereld gespeeld wordt, vind ik toch wel het allerhoogste. En dat dit overleeft… Ik vind muziek echt de navelstreng naar het hart. Ik probeer dezelfde feel en vrijheid die je hebt in de muziek ook te hebben in het toneelspelen. Ik heb nog altijd de grote neiging om een zaal te doen lachen. Maar ik vind stilte soms nog de grootste beloning voor een toneelspeler. En dat voel ik veranderen met ouder worden. Ik wil meer stilte in de zaal, ook voor mezelf. Less is more, more is less. Een zaal doen lachen is niet eens zo moeilijk. De dag van vandaag een zaal stil krijgen is moeilijker. Theater is een oud medium, hè. Iedereen komt opgefokt binnen. Hoe meer online, Facebook enzovoort de wereld wordt, hoe meer mensen in een zaal komen en collectief iets echt willen beleven, driedimensionaal.”

Is theater echter?
Opbrouck:
“Het kan niet echter zijn. Theater is de meest oprechte leugen. Wat is het anders dan zo oprecht mogelijk liegen en zeggen: ‘Ik ben een koning’. Maar ik ben geen koning, of moordenaar, of cowboy.”

Heb je nog zenuwen als je het podium opstapt?
Opbrouck:
“Ja. Toch nog altijd. Niet verlammend. Maar wel altijd een gezonde track. Bij mij vertaalt zich dat in een soort neerslachtigheid. Ik zie er ongelooflijk tegen op. Precies of ik de Calvarieberg moet opklimmen. Jean Blaute zegt dat ook: ‘Ik ga heen in depressie en ik keer in euforie terug’.”

Geen zenuwen om je tekst te vergeten?
Opbrouck:
“Nee. Dat is zo getraind. Maar ik heb het ook al eens gehad, hoor. Als ik weet dat iemand in de zaal zit, mijn moeder bijvoorbeeld. Spelen moet totaal vrij zijn. Het heeft ook veel met schaamte te maken. Acteurs zijn van nature nogal vaak verlegen.”

Jij ook?
Opbrouck:
“Ik ben ook niet zo’n tafelspringer. In mijn privéleven heb ik ook niet graag die iemand begint te roepen: ‘speech!’ Maar schaamte is net zoals twijfel een goede eigenschap. Want het doet je beseffen waarmee je bezig bent. Een acteur moet op het toneel schaamteloos zijn. Maar acteurs die alleen maar schaamteloos zijn, vind ik oninteressant. Een allesdurver is me te onkwetsbaar. Je moet kwetsbaarheid toelaten op het podium. Zo ging het ook bij ‘In de Gloria’. Als je op een gegeven moment lispelend zou spreken, en iemand anders vindt dat maar niets, dan durf je dat niet meer. Je moet ook een groep hebben die je ondersteunt en vleugels geeft. Dan kun je echt vliegen. Ik kan echt dichtklappen als een oester. Ik kan ook geen interviews geven en over mezelf beginnen als er iemand zou bij zitten. Je moet dus de omstandigheden creëren om schaamteloos te kunnen zijn.”

Wat wil je jouw kinderen meegeven?
Opbrouck:
“Ik merk dat ze vanzelf waarden meenemen. Ze zijn zeer beleefd en voornaam. En helemaal niet onbeschoft. Nieuwsgierig ook. En ze hechten bijvoorbeeld veel waarde aan samen eten.”

Je wilde hen ook een vulpen kopen ‘als ze daar oud genoeg voor zijn’, las ik in een interview. Een soort ritueel, noemde je het.
Opbrouck:
(glimlacht) Die vulpen hebben ze nog niet. Maar ik hou inderdaad van rituelen. Alle mooie dingen zullen ze wel op een dag krijgen. Emile is genoemd naar mijn grootvader. Hij was stationschef. En mijn tante kwam op de verjaardag van onze Emile met de pet van de oude Emile. Dat vind ik prachtige dingen om door te geven. Wij zijn goed in het organiseren van onze eigen rituelen. Ik vind het ook belangrijk om mijn zoon en dochter goede muziek mee te geven. Mijn dochter zit niet te gabberen in een housedancing.”

Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven?
Opbrouck:
“Daar heb ik al heel dikwijls over nagedacht. Ik ben op late leeftijd getrouwd. Wat in mijn trouwring staat, gaat niet meer. ‘Let go your heart, let go your head and feel it know’. Komt uit ‘Babylon’, een nummer van David Gray. Het liefst zou ik mijn grafzerk vol wilde bloemen zetten. Ik ben verzot op zeisen. Ik ga een cursus ‘zeisen met de hand’ volgen. Ik zou dat ook willen organiseren op het Sint-Baafsplein hier in Gent. De Russische schrijver Tolstoy heeft daar prachtige teksten over geschreven: de kunst van het maaien. Maaien ook als metafoor voor het leven en de dood. Maar misschien zou ik op mijn grafzerk zetten: ‘Prière de respecter la pelouse’.”

 

Beluister hier een kort interview-fragment met Wim Opbrouck.

      1. Wim Opbrouck

 

Foto’s James Arthur Fotografie:

 

Pin It on Pinterest