Photographer

Gemiddelde leestijd: 13 min 

Hij werkte jarenlang bij Woestijnvis, aan fel gesmaakte rubrieken als Kris en Yves, De valies en Wordt vervolgd voor het programma ‘Man bijt Hond’. Nog meer respect dwong hij af met de gevierde documentaires ‘Geel’, ‘De Weg naar Compostela’ en ‘Ten Oorlog’. Human interest is zijn ding, al houdt hij zich ver weg van uitlachtv. Iedereen heeft een verhaal? “Ja, maar het is niet zo dat er in iedereen een doosje zit met een kant-en-klaar verhaal en dat je maar op de knopjes moet duwen om het er uit te krijgen.” Wij deden een poging, en duwden op de knoppen van documentaire- en televisiemaker Arnout Hauben.

Bijna lieten we ons vangen. Normaal stellen wij de vragen. Maar de begroeting is nauwelijks aan de gang als Arnout Hauben er subtiel in slaagt om ons aan de praat te krijgen. Vanuit een zichtbaar oprechte interesse wil Hauben alles weten over Intervista. Hij lacht als we er hem op attent maken. “Ja, dat is een reflex. Dat zit in je, zeker? De nieuwsgierigheid naar andere mensen. Dat is de basis van alles. Curieus zijn en fundamenteel geïnteresseerd zijn. Dat is ons beroep en ons ‘zijn’.”

En dat zat al in jou, of is het gaandeweg gegroeid?
Arnout Hauben:
“Als kind werd me dat wel eens op familiefeesten gezegd: ‘Jij curieuzeneuzemosterdpot, laat de mensen eens gerust’. Ik stelde graag veel vragen aan andere mensen.”

‘Iedereen heeft een verhaal’. Daar geloof ook jij in. Welk verhaal zou bij jou naar boven komen mocht iemand met jou praten zoals jij dat doet in je documentaires?
Hauben:(denkt diep na) Weet je, het is niet zo dat in iedereen één of twee of vijf verhalen zit. Als je mensen geïnterviewd hebt, gebeurt het soms dat ze je aankijken en zeggen: ‘Amai, bedankt. Want ik heb nog nooit zo mijn gedachten gevormd over iets wat ik heb beleefd, of over wie ik ben, of nog nooit de verbanden gelegd tussen dingen die jij mij hebt gevraagd’. En soms komt er iets heel verrassend uit. Ik wil maar zeggen: het is niet zo dat er in iedereen een doosje zit met een kant-en-klaar verhaal en dat je maar op de knopjes moet duwen en dat verhaal er uit krijgt.”

Maar wat zou er bij jou uit komen, als mensen op de goede knopjes duwen?
Hauben:
“Ik weet het niet. Ik word wel regelmatig geïnterviewd. Maar een persoonlijk groot verhaal, of groot drama, of grote ambitie… Ik heb natuurlijk al heel veel dingen meegemaakt. Ik ben heel ziek geweest in het buitenland. Ze hebben mij moeten repatriëren en ik heb op leven en dood gelegen in Griekenland. Je kan me dus interviewen over schrik hebben en over tot het uiterste gedreven worden in je leven. Een ander kantelmoment kan zijn dat ik ooit vertrokken ben bij mijn vorige werkgever (Woestijnvis, MS) en zelfstandig ben geworden. Dat was ook een heel woelige periode met heel veel emoties en heel veel risico. Je kan me interviewen over mijn eerste kind dat ik kreeg. Wie weet zit daar ook een mooi verhaal in. Dus wat zijn die kantelpunten in het leven? Je gaat altijd op zoek naar die breuklijnen waar je meegezogen wordt in gebeurtenissen die je zelf niet meer helemaal in de hand hebt. Even de controle kwijt, even wankelen op je benen. Momenten waar je zelf uitgedaagd wordt door het leven, waar je uit je comfortzone komt. Dààr zitten meestal de goede verhalen. In iedereen zitten honderden verhalen. Als reporter moet je ze alleen op een goede manier vertellen, een goede spanningsboog gebruiken, achteraf in montage mooi ineen zetten, veel van je vragen er uit halen. Het is een métier om iemand te helpen een goed verhaal te brengen. Dat is de taak van een goede reporter en van een goede regisseur.”

Eén van tips voor een goed interview is: een stilte laten vallen.
Hauben:
“Bij een goed interview moet je inderdaad kunnen zwijgen en niet te snel een vraag stellen. Af en toe komen studenten, jonge reporters, op cursus hier bij ons productiehuis De chinezen. Het eerste wat me altijd opvalt, is dat ze te snel heel veel vragen stellen. Of twee vragen tegelijk stellen. Of dat de opinie al doorleeft in de vraag. Bij mij ook soms. Dat is soms goed. Maar je moet het dan wel beseffen. In het begin trokken mijn interviews op niks. Veel filmen en bleiten van miserie in de montagecel. In mijn tweede reportage voor Man bij Hond, een kleine reeks over het circus, zag ik geen lijn. Ik heb daar toen dag en nacht op gewerkt om er structuur in te krijgen. Terwijl ik dat nu op anderhalve dag zou klaar hebben. Ik heb keiveel moeten leren. Nog altijd.”

Jouw beide ouders gaven les. De één aan de universiteit, de ander in het middelbaar onderwijs. Hoe heeft dat jou gevormd?
Hauben:
“Het was een heel warm, klassiek gezin in een buitenwijk van Leuven. Ik heb een heel gelukkige jeugd gehad, zonder te veel zorgen. Op internaat gestoken, dat wel. Maar dat deed me goed. Als kind heb ik nooit problemen gekend, of ruzies thuis. Het was een heel stabiele, zeer katholieke omgeving.”

Waarom benadruk je ‘zeer katholiek’?
Hauben:
“Omdat dit de identiteit was van ons gezin. Onze ouders waren, en zijn nog altijd, zeer geestelijke en gelovige mensen: elke week naar de mis.”

En jullie moesten mee?
Hauben:
“Ja. Tot een bepaalde leeftijd. En dan mocht je kiezen, hè. (lacht breed)

Het is misschien wat bij de haren getrokken, maar verklaart dat een beetje jouw keuze voor pelgrimstochten? Het religieuze, het spirituele?
Hauben:
“Ja, misschien wel. ‘Geel’ had af en toe ook zo’n inslag. Nu, de pelgrimstocht – zeker die naar Compostela – is zo’n open tocht, die er zowel is voor gelovigen als voor niet-gelovigen en zoekenden. Het bindt heel veel mensen. Het is een heel tolerante weg. Maar ik hou wel van het mystieke en van de geschiedenis van de dingen. Het spreekt tot mijn verbeelding dat er al duizenden jaren, sinds de Kelten, over die weg naar Compostela gelopen wordt. Al die mensen die gezogen worden naar dat meest westelijke punt van Europa. Dat heeft een meerwaarde. Ook als je de frontlijn afwandelt… Het is maar 100 jaar geleden dat die mannen daar hebben gezeten. Maar als je lang genoeg stapt, voel je die nog. Ik zeg niet dat je kunt begrijpen wat daar gebeurd is, maar je kan wel veel meer dingen aanvoelen. ‘Ten Oorlog’ heeft mij veel meer veranderd dan ‘Compostela’. Het verandert je kijk op de mensheid, een staat, een identiteit. De mens is tot zowat alles in staat als je hem tot het uiterste drijft. Ik heb een genuanceerder beeld gekregen van de mensheid.”

Voed jij je kinderen ook christelijk op?
Hauben:
“Mijn kinderen zijn gedoopt, ze zijn ook bij de laatsten die hun eerste en plechtige communie doen. Ik probeer hen dat dus zeker mee te geven. Ook die mystiek en die verhalen. Veel mensen stappen op reis in Frankrijk zomaar een kerk binnen. Je moet toch een beetje snappen waarover het gaat? De bakermat van wie we zijn, van onze cultuur. Ik wil dat mijn kinderen die context goed snappen, weten van waar we komen, wat die symbolen betekenen. De mensen die daar niet over spreken tegen hun kinderen, begrijp ik niet. Je verarmt die geesten. Ik vind het belangrijk dat mijn kinderen naar de godsdienstles gaan, de verhalen leren.”

Zware kost toch, voor kinderen van zo’n leeftijd. Neen?
Hauben:
“Ik zeg niet dat ze elke avond in de Kinderbijbel moeten lezen. Maar ik vind het tof dat ze dit doen. Het zijn tenminste spannende verhalen, waar er af en toe eens iemand dood gaat, waar er iets geslacht wordt, eens een struik in brand vliegt. Straffe verhalen. Veel straffer soms dan veel van die seutige kinderliteratuur die je kind compleet verkleutert. Dus dat is geen zware kost. Kinderen vinden dat leuk, zo’n straffe verhalen.”

 

JONGENSINTERNAAT

Geloof jij in toeval?
Hauben:
“Natuurlijk. De helft van de dingen die ik doe, berust op toeval, of op lang genoeg durven wachten als je aan het filmen bent, of lang genoeg blijven doorstappen, of durven vrede nemen dat je anderhalve dag geen verhaal hebt en niet beginnen panikeren of agressiever beginnen te interviewen. Gewoon je tijd afwachten en dan komt het wel naar je toe. Je leert om te wachten in een interview, je leert om te zwijgen, je leert dat je niet alles expliciet moet vragen. Je moet geloven in toeval.”

Je studeerde documentaire aan Sint-Lukas. Het is door een toeval dat je bij Woestijnvis bent terechtgekomen.
Hauben:
“Ik zie het nog altijd voor mij. Ik stond bij bevriende studenten in een hal. Mijn vriend Tom deed stage bij Woestijnvis. Ze belden hem om een opdracht te doen. Hij kon niet gaan, want de locatie was aan de zee. Hij gaf de telefoon aan mij door: ‘Arnout, wil jij het niet doen?’ En direct, zonder na te denken, heb ik ja gezegd. Voor het programma ‘De XII werken van Vanoudenhoven’ zocht Woestijnvis een Chinese vrijwilliger om een week lang in een wei te staan met een camera. Om het kwartier moest ik een stukje opnemen dat de vooruitgang zou tonen – er werd toen in een week een huis gebouwd. Ik moest toen de cassettes teruggeven aan Woestijnvis. Ik kon al binnen komend een babbeltje doen. En voor ik het wist, mocht ik op reportage. Het was 1999, Woestijnvis was in volle expansie. Ik mocht beginnen werken voor Man bijt Hond. Als televisiereporter is dat de grootste leerschool die je kan hebben. Elke dag de baan op, elke dag verhalen zoeken, zelf monteren.”

Jij hebt op een jongensinternaat gezeten. Heeft die periode jou definitief gevormd? Of was het maar een facet?
Hauben:
“Dat was maar een facet, hoop ik. Maar als je met een roedel jongens een hele week op een kleine oppervlakte – in slaapzalen – samenleeft, leer je heel goed wat de mens is. Welke verschillende soorten mensen er zijn en hoe je je kunt handhaven in een groep. Je moet een beetje psycholoog zijn, doortastend, anticiperend. Iedereen doet dat op zijn manier. Sommigen doen veel lucht in hun borstkas en staan er fysiek. Anderen smeden vriendschapsbanden. Iedereen probeert aansluiting te zoeken bij een groepje.”

‘Ik was de wispelturigste van het gezin’, heb je ooit gezegd. Klopt het dat jouw ouders je naar het internaat hebben gestuurd om structuur te brengen?
Hauben:
“Op internaat had je altijd wel veel broers: een heel geslacht. In onze familie was er zo geen traditie. Ik was inderdaad een speelvogel, een varken. Ik kon me moeilijk concentreren en stilzitten. In het internaat kom je in een geregeld leven: elke dag staat je eten klaar, je moet op vaste tijdstippen naar de studie, naar een voetbalveld. Dat geeft structuur, maar ook veel vrijheid. Want mocht ik elke dag thuis geweest zijn, had mijn vader me elke avond laten studeren om toch maar betere punten te halen.”

Even terug naar de beginjaren van Woestijnvis. Wat vind je zelf jouw doorbraak: de documentaire Geel of de rubriek ‘Kris en Yves’ in Man bijt Hond?
Hauben:
“’Geel’ toch wel. Die film heb ik bijna dwangmatig gemaakt. Ik had er ooit een reportage over gemaakt voor Man bijt Hond en gedurende een week gelogeerd in Geel. Vijf keer vijf minuten over psychiatrische gezinsverpleging. Na de reeks dacht ik: ‘Ik moet hier meer mee doen. Ik heb niet verteld wat ik wou vertellen’. Ik heb ‘Geel’ bijna volledig in mijn vrije tijd gemaakt. Het had zijn eigenheid en zijn speciale vertelstructuur. ‘Geel’ overlapte met ‘Het geslacht De Pauw’ waar ik toen ook aan meewerkte. Een rollercoaster. Een heel zot, ongeregeld leven. Geel was het tegenovergestelde. Ik zakte om de zoveel tijd af naar Geel om in de rust van de Kempen te filmen. Dat zorgde voor een heel goed evenwicht.”

‘Ik ben een groepsmens. Ik kan moeilijk alleen zijn’, heb je ooit verteld. En dan maak je toch een solotocht van honderden kilometers richting Compostela.
Hauben:
“Ja. Maar bij ‘Ten Oorlog’ waren we met drie vrienden, net om niet alleen te moeten zijn en alleen geconfronteerd te worden met het grootste kerkhof van Europa. Ik wilde niet alleen als een pelgrim vertrekken, maar als een bataljon soldaten. Om af en toe stoom af te laten en wat fratsen te kunnen uithalen. Om je mentaal ventiel wat open te zetten. Maar ‘in groep’ is wel mijn natuurlijke vorm van leven. Ik heb nog nooit alleen geleefd. Ik heb mijn vrouw Mieke redelijk snel leren kennen. Ik gedij best tussen mensen. Tot mijn 20 jaar was ik ook actief in de jeugdbeweging, tot ik naar Sint-Lukas in Brussel ging.”

Na jouw documentaire ‘De weg naar Compostela’ zei je: ‘Ik heb onderweg aan wildvreemden dingen verteld die ik zelfs aan mijn beste vriend nooit heb gezegd’. Kan je zo eens een verhaal vertellen?
Hauben:
“Ah nee. Natuurlijk niet. Dat hou ik nog altijd voor mij. Het zou absurd zijn. Dat is de kracht van zo’n verhalen en van onderweg zijn: de context klopt, de chemie klopt. Je verandert wel door die tochten en komt tot bepaalde inzichten, in het diepst van de nacht discuteer je wel eens met passanten. Maar dat behoort alleen daar toe.”

Zou je van programma’s als ‘Geel’, ‘Ten Oorlog’ of ‘De Weg naar Compostela’ een remake kunnen maken?
Hauben:
“Wat ik niet wou doen na Compostela is naar Fatima stappen of zo. Dat zou het stomste geweest zijn wat ik kon doen. Een remake zonder toegevoegde waarde of nieuwe uitdaging. Ik denk wel dat ik nu getriggerd ben om verhalen met geschiedenis en meer inhoud te vertellen. Het enige wat mij moet overtuigen, is dat het verhaal een stap verder gaat dan het vorige verhaal. Al die grote projecten duren eigenlijk twee jaar uit je leven. Voorbereiden, researchen, doen, monteren. En dan moet het op antenne gaan. Als ik nog zulke grote, inhoudelijke dingen wil vertellen, denk ik dat ik nog tien kaartjes heb. Of acht kaartjes – want er zal al eens een tegenslag tussen zitten. Ik moet dus gewoon heel goed kijken welk kaartje ik pak om mij de volgende 2,5 jaar voor te engageren.”

 

TEN OORLOG MET DE CHINEZEN

Je wordt, zeker na ‘Ten Oorlog’, alom geprezen en gerespecteerd als documentaire- en televisiemaker. Zorgt dat voor druk?
Hauben:
“Ja. Je houdt je hart vast voor de dag dat het ooit minder is, of dat je een fausse queue doet, de bal misslaat. Ik ben heel blij dat die waardering er is. En dat geeft veel doorgang. Maar alles kan kantelen. Daar ben ik me altijd bewust van. Maar ik voel niet echt druk in de mate dat het mij zou verlammen. En we zijn met een ploeg, de druk ligt niet bij één mens. Als we ‘Ten Oorlog’ aan het maken waren, waren we wel fier. Maar zo’n succes hadden we nooit verwacht. Waar ligt dat aan… Op het juiste moment geprogrammeerd, de periode van het jaar,… “

En je wilde ook dat het programma in 2013 werd uitgezonden, en niet in het jubileumjaar 2014.
Hauben:
“Inderdaad. Als reportagemaker is het altijd interessanter om te komen als mensen zich aan het voorbereiden zijn op een feest, de tafel aan het dekken zijn en de vorken aan het afkuisen, dan tijdens het feestmaal zelf. Want dan is er lawaai en worden de mensen zat. Het feest is niet interessant. Zo heb ik dat ook ervaren toen we voor ‘Ten Oorlog’ uiteindelijk aankwamen in Gallipoli. Wat je moest leren, heb je onderweg geleerd. De weg ernaar toe is altijd belangrijker dan het feest. Altijd.”

‘Ten Oorlog’ viel in de prijzen op het Eurovision Creative Forum in Berlijn. Jij vond die prijs ‘een overwinning voor inhoud op televisie’. Wat bedoelde je daar mee?
Hauben:
“Ik vond het heel moedig van de VRT dat ze durfden kiezen voor een onderwerp als de oorlog op Eén. Normaal zit zoiets op Canvas. Het was risicovol. Programma’s met inhoud. De mensen zijn niet imbeciel.”

En zijn er veel programma’s zonder inhoud?
Hauben:
“Ik vind dat het eigenlijk nog wel meevalt. We zijn verwend. Voor zo’n klein gebied hebben we ik-weet-niet-hoeveel goede televisieprogramma’s. Over al de zenders heen.”

Wat heeft de prijs in Berlijn nog opgeleverd, behalve prestige?
Hauben:
“Contacten. Een nieuw netwerk. Misschien verkoop in het buitenland. ITV is geïnteresseerd om het programma met drie Britten over te doen. De manier waarop we het verhaal over de Eerste Wereldoorlog verteld hebben, is voor hen redelijk vernieuwend. En andere landen in Europa willen het programma zo aankopen, met ondertiteling. De prijs in Berlijn heeft ons voor een stukje op de kaart gebracht en heeft ergens getoond waar we willen voor staan. De mensen voelen dat het met veel plezier en veel overgave gemaakt is. We willen ons ding blijven doen.”

Jullie vertrek bij Woestijnvis en de oprichting van een eigen productiehuis De chinezen was een keuze pro VRT. Jullie wilden jullie ding kunnen blijven doen?
Hauben:
“Woestijnvis ging de hofleverancier worden van SBS, een commerciële zender. En er ging reclame komen tussen de programma’s. Hadden we de mensen geweest achter ‘De Pappenheimers’, ‘De Slimste Mens’ of ‘De Mol’, dan waren we waarschijnlijk bij Vier gebleven. Wij zaten in een bepaalde niche van de human interest, een beetje een ‘meerwaarde-human interest’. Ik vond het daarom niet moeilijk om te denken: ‘Eigenlijk wil ik niet mee verhuizen naar Vier maar in de omgeving blijven van alles wat ik al heb uitgezonden. Ik gedij daar het best’. De tijd heeft ons gelukkig gelijk gegeven. ‘Ten Oorlog’ op Vier, met reclame er tussen… Ik weet het zo niet. (trekt een bedenkelijk gezicht) Maar ik sluit niet uit dat we in de toekomst voor Vier programma’s maken.”

Ook als betekent dat: reclame tussen de programma’s?
Hauben:
“Ja. We zijn nu een productiehuis. Ik ben niet meer alleen, hè. We maken nog andere programma’s: ‘Manneke Pis’, ‘Iedereen Beroemd’. We hopen verder te groeien als productiehuis zodat die waaier wat rijker wordt. En wie weet komt er een programma uit dat in aanmerking komt om op Vier, vtm of LibelleTV uit te zenden. Bij De chinezen zijn we intussen met 25 mensen. Die verantwoordelijkheid had ik voordien niet. In die zin voel ik me wel zaakvoerder. ‘Het moet goed lopen, want de medewerkers hebben op hun beurt ook een gezin’. Maar ik probeer me zo weinig mogelijk bezig te houden met het financiële, met papieren en met contracten. Dat ligt niet in mij. Ik ben daar te chaotisch voor. En het zou me te veel bedrukken om met de inhoud bezig te zijn.”

Hoe lang heeft het geduurd eer ‘Ten Oorlog’ uit je hoofd was?
Hauben:
“Het schemert nog altijd door. Ik ga er nu ook vaak over vertellen in gemeenten. Het is een cliché, maar het zijn zulke ervaringen die je vormen.”

Was het gemakkelijk om je gezin heel die tijd niet te zien?
Hauben:
“Wij zijn dat natuurlijk voor een deel gewoon. Ik heb twee kinderen. Hoe ouder ze worden, hoe moeilijker dat wordt. Maar tussen mij en mijn vrouw Mieke zijn er wel goede afspraken. Voor ‘Ten Oorlog’ ben ik meer dan tachtig dagen weggeweest, in stukken. Gemiddeld was ik tien dagen per maand weg. Dat is een beetje zoals op internaat gaan, hè. (glimlacht) Dat geeft veel nadelen. Maar ook voordelen, want het geeft zuurstof aan je relatie. Het is soms goed om eens tien dagen weg te gaan. Het is mijn beroep, het is wie ik ben. Na ‘Ten Oorlog’ hebben we wel afgesproken dat ik tot en met januari zou thuisblijven, of toch niet op reis zou gaan.”

Een goede jeugdvriend van jou vertelde mij: ‘Arnout is altijd al op zoek geweest naar rock ’n roll’. Wat zou hij hier mee bedoelen?
Hauben:
“Ik vind mezelf eigenlijk niet zo rock ’n roll. Als ik naar Santiago de Compostela stap en ik loop verloren, ben ik niet op mijn gemak. Ook als ik een hond tegenkom, ben ik niet op mijn gemak.”

Heb je angst voor routine?
Hauben:
“Nee. Want routine brengt rust. Je moet genoeg routine in je leven inbouwen om niet ten onder te gaan. Genoeg regelmaat om daar dan eens te kunnen van afwijken, maar niet panikeren als de dingen anders verlopen. (denkt na) Rock ’n roll… Heel veel mensen durven die routine natuurlijk niet loslaten. Niet uit hun comfortzone komen. Dat moet je kunnen om scherp te staan. Maar om nu al je routine uit je leven te gooien… Ik ben blij dat ik kinderen heb, dat ik ze ’s morgens op school moet afzetten, dat we hun boterhammen moeten smeren, dat we ’s avonds moeten warm eten.”

Zelfs op reis zoek je wel altijd een beetje het avontuur op, naar verluidt.
Hauben:
“Ja. Zeker vroeger. Toen mijn zoon Stan 1 jaar was, heb ik hem eens in de auto gezet en ben ik naar Sarajevo en Bosnië gereden. Gekke toeren gaan doen. Ik neem ook graag een tent mee op reis, ik ga graag bij de boeren logeren. Maar dat moet niet meer per se. Ik ga ook wel eens op hotel, of met de Christelijke Mutualiteiten gaan skiën. Dat vind ik minstens even tof. Het moet voor mij niet om ter avontuurlijkst zijn.”

Als je met de camera op reis bent, capteer je verhalen en hoor je de verhalen van mensen, als een luistervink. Hoe moeilijk is het om niet in die modus te vervallen als je met je gezin op reis bent?
Hauben:
“Dat is zeer moeilijk. Soms ergert Mieke zich daar kapot aan. Ik heb soms te veel de neiging om met mensen te babbelen. Ik geraak rap met mensen aan de praat. Dat is een probleem, hè.”

Ah zo, is het een probleem?
Hauben:
(lacht) Wel ja. Dan kom ik in een tankstation en zeg ik ‘hey, weet je wat die heeft meegemaakt?’”

Het is je tweede natuur.
Hauben:
“Ja. Of het is een afwijking. Of misschien kijk ik soms té geconcentreerd naar de werkelijkheid. Als reportagemaker kijk je soms te veel naar details. Je traint op intonatie, op wat mensen zeggen, op dingen die je ziet als je aan het wandelen bent, je pikt iets op wat je aandacht trekt. Ik kan dat wel stopzetten, maar het duurt een paar dagen.”

Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven?
Hauben:
“’Het was goed zo’.”

 

Beluister hier een kort interview-fragment met Arnout Hauben.

      1. Arnout Hauben

 

Foto’s James Arthur:

 

Pin It on Pinterest