4065

Gemiddelde leestijd: 13 min 

Hij heeft enkele spraakmakende assisenzaken op zijn actief, voert een kruisvaart tegen de pedofilie in de Kerk, en uit geregeld felle kritiek op de werking van justitie. “You love him, or you hate him’: dat hoor ik wel vaker,” zegt strafpleiter Walter Van Steenbrugge. Portret van een rebel in toga.

Een toga had de jonge Walter Van Steenbrugge nochtans nooit van dichtbij gezien. “Ikzelf en het gezin waaruit ik kom hebben niets met de advocatuur, de magistratuur en de gerechtelijke wereld”, schetst hij. “Wij hebben nooit een proces gehad. Niemand is ooit in aanraking gekomen met het gerecht, niet actief en niet passief. Ik dacht liever iets in de sport, het voetbal, te doen. Ik heb rechten gestudeerd, omdat in deze opleiding het minste lesuren waren. Zo kon ik het voetbal op peil houden en combineren met de studies. Anderzijds: mijn broer heeft ook rechten gevolgd, en stimuleerde er mij in. Hij raadde me aan om toch alles te zetten op de studie – wat ik dan ook gedaan heb. Ik blokte al van in het begin hard puur en alleen om zeker te zijn aangezien de maand mei nog een voetbalmaand kon zijn – meestal een cruciale maand in de voetbalwereld. Anders moest ik de gordijntjes dicht doen en alleen maar blokken, en kon ik niet meer meevoetballen. Ik deed er dus alles voor en begon zelfs al in september de cursussen te studeren nog voor de lessen in oktober begonnen. Vijf jaar lang heb ik op die manier weinig problemen gehad met de examens. Na die studies zei mijn broer: ‘Je zou beter ook een Vlerick-jaar doen.’ Toen, in de jaren ’80, was Vlerick een harde scholing van één jaar waarna je als jurist werd weggeplukt door de bedrijfswereld. Als je uit Vlerick kwam, was je broodje gebakken. Ik slaagde voor het ingangsexamen en mocht dat specialisatiejaar doen. De mannen die rond mij stonden waren allemaal kortgeknipte, afgeborstelde, ambitieuze types. Strebers, fils-à-papa. Een yuppie-wereld. ‘Waar ga ik eindigen?’ dacht ik. ‘Ik ga er tegen mijn goesting zitten.’ Ik wist bijvoorbeeld dat ik met die gasten moest gaan skiën, terwijl ik nog nooit op de latten had gestaan. Ik kom uit een eenvoudig milieu: voetbal, pintje drinken, leute maken.”

En toen kwam oud-sp.a minister en advocaat Luc Van den Bossche jou wegplukken.
Van Steenbrugge:
“Ja. Twee dagen nadat ik geslaagd was voor het Vlerick-ingangsexamen, kreeg ik een telefoontje van professor Walter De Bondt, de schoonbroer van Luc Van den Bossche. Ik had bij De Bondt een keuzevak gevolgd. ‘Advocaat Luc Van den Bossche heeft dringend een stagiair nodig. Volgens mij zal dit jou liggen.’ En dus ging ik op bezoek. Die dag zal ik nooit vergeten. Luc Van den Bossche is ondertussen één van mijn beste vrienden geworden, maar die dag was heel speciaal. Hij had nauwelijks tijd en begon mij een beetje te bevragen. ‘Kom twee dagen nadien terug.’ Hij heeft mij nooit gevraagd of ik wilde beginnen. Hij zei wel: ‘Ik vertrek drie weken op reis naar Spanje. Hier is een dossier.’ Het ging over een schandaal uitgebroken binnen de socialistische mutualiteiten. Luc Van den Bossche overhandigde me het dossier en zei: ‘Ik wil dat je na die drie weken kan zeggen of dit een strafrechtelijke of burgerlijke zaak is. Hij was zo imposant dat ik niet durfde zeggen ‘ik heb zelfs nog niet toegezegd of ik stagiair wil worden’. Ik zat daar maar, als het grootste broekje aller tijden. Ik heb me toen met dat dossier drie weken teruggetrokken in de bibliotheek van de balie van Oudenaarde. Voor mij een totaal andere wereld. Ik was nog nooit binnen een gerechtsgebouw geweest. Mijn eerste verlofweek was in april ’91, en ik was begonnen in de zomer van ’87. Al die tijd heb ik geen dag vrij genomen. Van den Bossche was zeer imposant en imponerend . Maar ik verwijt hem niets. Integendeel, ik ben hem mijn hele leven lang dankbaar, omdat hij zonder woorden vertrouwen gaf. Waarschijnlijk voelde hij dat er een goede samenwerking kon komen. Luc is de beste advocaat die ik ooit aan het werk gezien heb. Randje brutaal, zeer welbespraakt, afschuwelijk slim, hij kende de ontstaansgeschiedenis van bijna iedere wet. Een echte advocaat ook, want hij maakte de borst nat voor zijn cliënten en beschermde hen, hij was een echte buffer voor de mensen en spande zich voor iedereen evenveel in, van welke rang of stand ook.”

Je bent heel jong begonnen. Hoe reageerden jouw cliënten?
Van Steenbrugge:
“Als ik foto’s van die periode terug zie, als 23-jarige knaap, vraag ik me dat ook af. Maar waarschijnlijk durfden die cliënten ook geen ‘nee’ zeggen tegen Luc. Nu moet ik wel zeggen dat ik altijd een harde werker ben geweest, altijd met mijn vak bezig. De cliënten zullen ook wel gezien hebben dat ik mijn dossiers kende. Misschien daardoor is geen enkele cliënt van Luc Van den Bossche naar een andere advocaat gestapt? Als je in zulke grote dossiers – bijvoorbeeld dat van Notaris X – mag optreden, win je tien jaar. In de job van advocaat is ervaring opdoen misschien wel het belangrijkste. Ik voelde dat die jaren mijn leerproces waren. Al heb ik ongelooflijk afgezien. Ik trok met vier à vijf dossiers naar het kantoor, ploegde er mij vele nachten door. Wat een jonge advocaat het best moet kunnen, is incasseren. Je verliest, je krijgt onrecht over je kop. De volle golf, het sop is voor jou, en dan moet je het beginnen uitleggen aan jouw cliënt. En ’s anderendaags zijn er weer andere zaken. Dus als je dan in de touwen ligt, kan je niet op het veld lopen.”

Door je op die manier af te schermen, riskeer je wel eelt op je ziel.
Van Steenbrugge:
“Misschien wel.”

En heb je die?
Van Steenbrugge:
“Het ergste wat ik heb meegemaakt, was de zaak-Van Noppen. Ik ben daar dan door de hel gegaan. Ik zat zeven weken op assisen in Antwerpen en incasseerde veel en zwaar onrecht, en ondervond aan den lijve wat een ‘onfair’ proces was. Maar veel tijd om te ‘recoveren’ was er niet, want er kwamen weer andere zaken. Het heeft ook wat te maken met jouw karakter, en met het besef dat je er alles aan gedaan hebt.”

Zie je dat vandaag nog gebeuren in de advocatuur: jonge broekjes die zware dossiers toegewezen krijgen?
Van Steenbrugge:
“Ja. Ook hier binnen ons kantoor. We hebben bijvoorbeeld een stagiair die een jaar in New York en een half jaar in het tribunaal van Cambodja is geweest. Ook hij ziet er heel jong uit, maar staat al jaren verder dan de rest. Ik denk dat ik Luc een beetje kopieer. Niet in zijn brutaliteit of hardheid. Maar ik weet wat het is om vertrouwen te krijgen én te geven. Vertrouwen is de sleutel. Dat merk je ook in de sport. Een trainer doet dat ook: iets overzetten naar de groep, de analyse maken, over je tegenstrever gaan. Ik denk dat ik beter zou geweest zijn in de taak van voetbalcoach dan in die van advocaat. Dat is meer op mijn lijf geschreven. Een ploeg jonge voetballers coachen en ze opnaaien: dàt zou ik het liefst gedaan hebben. Het schone dan weer aan dit beroep van advocaat is de variatie en de onvoorspelbaarheid. Ik ga straks zeker en vast in de loop van de dag enkele telefoons krijgen waardoor mijn programma door elkaar gaat liggen.”

De zaak-Van Noppen noem je zelf jouw dieptepunt. In die zaak nam je de verdediging op van Alex Vercauteren, de vermeende opdrachtgever van de moord op veearts Karel Van Noppen. Kan je ook zeggen wat het voorlopige hoogtepunt is in jouw carrière?
Van Steenbrugge:
“Een echt hoogtepunt kan ik niet bedenken. Beroepshalve zijn mijn mooiste momenten die waar ik samen zit met psychiaters, psychologen of neurologen. Zij benaderen een zaak anders. Zij geven mij kennis over het gedrag van een cliënt en hoe dat gedrag ontstaan is. Vandaar ook mijn immens grote vriendschap met Kamagurka, misschien wel mijn beste maat. Alles wat hij ziet en waarneemt, draait hij om. Het is bijna een ziekte, bijna pathologisch. Hij zal een inzicht geven waarvan je ‘tiens’ zegt. Bij een psychiater of een neuroloog is dat ook zo: hoe het brein werkt, hoe dingen ontstaan. Zo ben je in de mogelijkheid om het anders te bekijken, te nuanceren. Daardoor begrijp en verteer je het beter. Niets blijft zwart of wit, de scherpte gaat er af.”

Hoe is die vriendschap met Kamagurka ontstaan?
Van Steenbrugge:
“We hebben elkaar eerst ontmoet in het Canvas-programma ‘Morgen Beter’. Nadien consulteerde Kama mij. Hij had een schoolvriend die beticht werd van moord en heeft zich dat aangetrokken. Nochtans had hij geen enkele verplichting om op zaterdagochtend naar (de Gentse gevangenis) de Nieuwe Wandeling te gaan en tussen al die mensen aan te schuiven. Hij ging met mij ook mee naar de psychiater om over die case te praten, hij betaalde alles voor die kerel. En toen zei ik: ‘Jij bent gene gewone’. Sindsdien bellen we elkaar bijna elke dag, we gaan geregeld samen lopen. En we noemen elkaar ook ‘fratello’.”

 

KRUISVAART TEGEN DE KERK

“Het advocatenberoep is het beroep waar je je het meest kan voorbereiden. Een dokter die een operatie moet doen, heeft het hart en de bloedvaten, maar het lichaam is niet onuitputtelijk. Als ik een zaak pleit, kan ik er heel veel disciplines van buiten justitie bij betrekken. De voorbereiding om alles goed in beeld te brengen – de achtergrond van de cliënt, het sporenonderzoek enzovoort – is daarom onuitputtelijk.”

Brengt dat ook geen stress met zich mee? Je kan je eindeloos voorbereiden, en nooit het gevoel hebben klaar te zijn.
Van Steenbrugge:
“Stress niet zozeer. Daar kan je op trainen. Maar wel het gevoel: heb ik er wel alles uitgehaald? Ik word onvoorstelbaar kwaad als ik zie met welke lichtzinnigheid mensen soms verdedigd worden. Sommige collega’s maken er zich soms makkelijk van af. Denkende ‘de rechter zal wel oordelen’. Geen goed opgebouwde conclusies met spitstechnologie. Wel: ‘Meneer de rechter, ik ga het je niet te moeilijk maken. Geef me gewoon een beetje minder dan wat de procureur gevraagd heeft en we zijn tevreden. En morgen zien we mekaar terug.’ De cliënt weet niet dat er eigenlijk veel meer uit zijn zaak te halen was. Ik ben ooit eens voor de Raad van de Orde moet komen omdat ik een tribune in de krant De Standaard had geschreven dat in mijn ogen de advocatuur aanschurkte tegen de macht. Wij knikken te veel hoofs. Een beetje slaan, een beetje zalven. Ons kent ons, het komt wel voor.”

Je hebt wel vaker kritiek op de werking van het gerecht. Vanwaar die ergernis?
Van Steenbrugge:
“Justitie heeft nooit een audit gehad, rechters worden veel te weinig gecontroleerd, advocaten zijn advocaat zodra ze die vijf jaar rechtenstudies gedaan hebben en moeten dan onmiddellijk, zonder specifieke praktijkopleiding, mensen verdedigen. Geen enkel onderdeel in de maatschappij is zo aftands geworden en zo slecht gemoderniseerd als justitie. Ik geef een voorbeeldje: om onze conclusie aan de rechter te geven, moeten wij dit nog altijd fysiek neerleggen op de griffie, in plaats van elektronisch te werken. Als ik dat bijvoorbeeld maandag moet doen in Tongeren, moet ik een collega bellen en hem vragen om zijn mail te openen, de conclusie uit te printen, op zijn fiets te springen en het papier neer te leggen. Anno 2014! Dat is nog maar één voorbeeld, en dan nog vormelijk. Als ik je moet vertellen wat er inhoudelijk fout gaat, zitten we hier over vier maanden nog. Als je sedert 1830 justitie nooit hebt vernieuwd, nooit je wetboek modern hebt gemaakt, is dat natuurlijk wel normaal. Als dit je koud laat, is er iets mis met diegene die er een actor van is. Dus ja, ik maak me regelmatig kwaad.”

Dan vraag ik me af: voel je je wel thuis in die wereld?
Van Steenbrugge:
“Eigenlijk niet, nee. Daardoor voel ik ook dat mensen dit niet zo graag hebben. Hun machtspositie wordt een stukje in twijfel getrokken. ‘You love him, or you hate him’: dat krijg je te horen. Zeker nu ik het instituut Kerk aanpak – en men had me hiervoor gewaarschuwd. De macht van de Kerk op justitie is immens groot. Van alle kanten krijg ik kritiek.”

Zijn er collega’s die zeggen: ‘Je was beter geen strijd tegen de Kerk begonnen’?
Van Steenbrugge:
“Ja. Maar dat doen ze stilletjes. Ik geef voordrachten met als titel ‘Het Vaticaan op de beklaagdenbank’, en ook bij de aanwezigen daar voel ik mensen kwaad worden, of het me afraden.”

Waarom hou je die kruisvaart tegen de Kerk?
Van Steenbrugge:
“Dat is onbewust gekomen. We kregen 150 slachtoffers van pedofilie in de Kerk over de vloer, en maakten de analyse: er is iets grondig fout met het beleid van een organisatie die vanuit een enorm moreel gezag zegt hoe je moet leven. De Kerk heeft dit wereldwijd en gedurende eeuwen gedaan. Zij krijgen kennis van wat leden van hun ‘club’ gedaan hebben met kinderen. En in de plaats van hulp te bieden, hebben ze er alles aan gedaan om die mensen over te plaatsen, waar ze ook daar slachtoffers konden maken. Enkele cliënten zijn slachtoffers van een priester die 17 keer is overgeplaatst. De Kerk heeft dus gedacht aan haar eigen reputatie, eerder dan ‘hun naasten te helpen’ zoals ze elke zondag in de mis prediken. Je kan het niet averechtser doen. Je hebt halsmisdrijven – mensen die mensenlevens kapot maken. Maar soms twijfel ik er aan wat voor de persoon zelf het beste is: er meteen aan zijn, of je hele leven naar psychiaters moeten lopen, voortdurend in de knoop zitten en depressief zijn.”

Hoe staat het nu met de gerechtelijke procedure?
Van Steenbrugge:
“We zijn ongelooflijk tevreden met wat de hoogste VN-rapporteur onlangs schreef in zijn rapport over de misbruiken in de Kerk op gebied van de mensenrechten. Het is bijna een blauwdruk van onze aansprakelijkheidsvordering van de Heilige Stoel. Dit is het mooiste uit mijn loopbaan, met lengtes voorsprong. Ook omdat het een collectief werk is van het hele kantoor. We waren onnozelaars, het was een publiciteitsstunt, enzovoort. We zijn weggelachen, onder meer door (kerkjurist) Rik Torfs. ‘De slachtoffers worden nog eens misbruikt, dit keer door hun advocaten.’ Dat waren letterlijk zijn woorden.”

Wat wil je precies bereiken door de Kerk te dagvaarden? Wat is jullie einddoel?
Van Steenbrugge:
“Als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ons in het gelijk zou stellen binnen tien jaar – ik ben dan 60 – mag het voor mij gedaan zijn. Dat gaat voor mij de grootste voldoening ooit geven.”

Oké. Voor jou. Maar voor de slachtoffers zelf?
Van Steenbrugge:
“Nog meer. Als je aan de 150 slachtoffers diezelfde vraag zou stellen, gaan ze je bijna allemaal zeggen: erkenning dat zij in de fout waren. En misschien een halve procent zou een geldelijke vergoeding als reden opgeven.”

Ondertussen ben je wel hét gezicht geworden van de strijd tegen pedofilie in de Kerk.
Van Steenbrugge:
(wuift weg) Ik ben naar een katholieke school geweest. Ik heb mijn eerste en plechtige communie gedaan. Op zich heb ik niets tegen de Kerk. Wel tegen de dingen die ze je allemaal voorspiegelen. De kuisheid, het feit dat we allemaal moeten trouwen, kindjes krijgen, monogamie, geen condooms, euthanasie, abortus: alles zo in een keurslijf steken is tegen de natuur van de mensen. Ik heb geen God nodig om te weten wat goed is en wat kwaad. Dat leren de natuurwetten me wel. Je kan perfect het welzijn van iedereen bekomen door goede wetten te maken, zonder dat daar een God voor nodig is.”
“De zaak van het seksueel misbruik in de Kerk heeft me voor een stuk veranderd. Het maakt mij wat milder. Het doet je ook beseffen hoe ongelooflijk gelukkig je mag zijn dat je dat niet hebt meegemaakt. Ik kan veel meer genieten van mijn eigen persoonlijke levenssituatie. Mijn geluk is nu nog veel groter. Het maakt mij mentaal rijker en blijer.”

 

GEEN STERKE STRONK

Ik las in ‘Het geweten van onze strafpleiters’, het boek van Margot Vanderstraeten, dat jouw vader een rolmodel voor je was. Heb je dat harde werken meegekregen van hem?
Van Steenbrugge:
“Zeker weten. Als ik naar de gevangenis ga, en ik spreek met de gedetineerden, reflecteer ik altijd naar mijn eigen situatie. Kijk naar de jeugd van de meeste criminelen. Altijd hoor ik hetzelfde: tussen 0 en 15 jaar worden de kaarten geschud. Er kunnen nog ontwikkelingsstoornissen of omstandigheden op je weg komen waardoor je leven nog een kleine wending neemt, maar dat zal een te verwaarlozen percentage zijn. Veel rechters zeggen: ‘Wij geven u een tweede kans, maar geen derde.’ Als je weet wat mensen tegengekomen zijn in hun jeugd en waarbij ze nog geen eerste kans gehad hebben, en kapot gemaakt zijn, denk je dan werkelijk dat met één knop en door ze één keer een straf te geven, je hen op de rechte weg zet? Dat zal met vallen en opstaan zijn. Veel rechters zeggen: ‘We vertéllen het je nu. Stél je nu eens. Toon wilskracht.’ Maar om wilskracht aan de dag te leggen, met je die wel hèbben, hè. Velen hebben geen sterke stronk of ruggengraat meer in hun lichaam, dat geldt ook voor alcohol- en drugsverslaafden. Mijn vader en vooral ook mijn moeder kan ik niet dankbaar genoeg zijn. Ik heb daar zelf geen verdienste aan. Ook al ben ik een harde werker, ik heb het van thuis meegekregen. Mijn moeder was een huisvrouw met vier kinderen. Mijn vader was stationschef, en stond soms midden in de nacht bij vrieskou op om de wissels te ontdooien, opdat de treinen zouden rijden. Mijn moeder stond dan ook vaak op, om alle arbeiders te kunnen voorzien van warme thee en koffie en handschoenen. Ook de kaartjesknippers kwamen bij ons thuis, in het grote stationshuis. Om te biljarten, een sigaretje te roken, een druppel te drinken. Het was bijna een soort café, waarbij iedereen werd aangemoedigd om hard te werken, de treinen op tijd te laten binnenkomen en geen ongelukken te laten gebeuren. Onbewust heb ik dit meegekregen.”

In datzelfde boek van Vanderstraeten staat dat je een ascetische levensstijl hebt. Hoe uit zich dat?
Van Steenbrugge:
“Ik let op mijn voeding en probeer alles onder controle te hebben. Ik ben ook niet het uitgaanstype. Je bent met mensenlevens bezig, de druk op een advocaat is groot. Dan moet je zien dat je een ventiel hebt, zodat de lucht eens uit de band kan gaan. En dus moet je oppassen dat je je ventiel niet op de verkeerde plaats opendraait. Sigaretten, drugs of alcohol: dat is vergif. Ik neem dus niets van roesmiddelen. Op het vlak van alcohol durf ik wel eens zondigen. Ik drink wel eens een goed wijntje of een goed biertje. Maar als je dat te veel doet, voel je je minder scherp dan als je water drinkt. Ik heb ook nog nooit medicatie genomen, zelfs niet als de dokter het voorschrijft. Mijn lichaam moet dit zelf kunnen opvangen. Ik sport vaak. Dat is mijn enige ventiel. Regelmatig ga ik met Kamagurka joggen. Daarnaast schrijf ik heel graag en ben ik graag met taal bezig (Van Steenbrugge is vaste columnist voor onder meer de website deredactie.be, de krant De Morgen en sinds kort ook voor het Nederlandse tijdschrift Sport en Strategie, MS). De hobby en het professionele probeer ik op die manier wat te doen samenlopen. Ik ben ook fan van (minister van Staat) Jos Geysels. Een heel warme man. Enorm belezen ook. Hij zit al een tiental jaar bij Uitgelezen, het boekenprogramma van de Gentse Vooruit. Wij zijn van plan om ooit samen een boek te schrijven, in de lijn van ‘Denkers en doeners’, het boek dat hij samen met (De Morgen-hoofdredacteur) Yves Desmet heeft gemaakt. Ik ben vroeger en nu nog veel politici tegengekomen. Maar van Jos was ik toch het meest onder de indruk.”

Je hebt ongetwijfeld al eens de vraag gekregen om in de politiek te gaan. Zet je ooit de stap?
Van Steenbrugge:
“Zeg nooit nooit. Maar over dat aspect wel. Zelfs al zouden ze mij de mooiste portefeuille aanbieden. De politieke klasse is te veel de kop van Jut. En er zijn te veel partijpolitieke meanders. Dat heb ik destijds ook gemerkt toen ik op het kantoor van Luc Van den Bossche werkte. Ik ben blij dat ik dat daar gezien heb, anders had ik misschien wel al eens ja gezegd.”

Ook al kan je misschien als politicus meer doen dan nu als advocaat langs de zijlijn kritiek te uiten op justitie.
Van Steenbrugge:
“Mocht het een soort technocraten-job worden, waarbij al het partijpolitieke niet speelt en waar je niet letterlijk naar de markt en naar pensenkermissen moet gaan, dan zou ik het graag doen. Maar dan nog… In dat geval zou ik mijn woord breken ten opzichte van mijn kantoorgenoten. Daar heb ik mijn engagement aan gegeven. Ik ga mijn mensen nooit in de steek laten. En ik doe mijn werk graag. Ik heb nog altijd het gevoel dat het beste nog moet komen. Het mooiste moment in mijn loopbaan is nu. Ons kantoor bestaat 23 jaar, en nu vallen de stukjes in mekaar. Het gevoel dat ik omringd word door de beste mensen. Sedert vier maanden heeft ons kantoor er enkele versterkingen bij. Mensen met de juiste mentaliteit, heel sterke juristen. Dan is opstaan de max, want ik heb het voorrecht om met zulke toppers te werken.”

Stel dat het telefoontje destijds van het kantoor-Vandenbossche niet was gekomen : what if…?
Van Steenbrugge:
“Daar zou ik spijt van gehad hebben. Ik zou dan meer in het Oudenaardse achtergebleven zijn en wat in de sport gezeten hebben. Leraar Lichamelijke Opvoeding of zou. Ik ben blij dat Luc, zonder mij te vragen, me aan zijn haak geslagen heeft.”

Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven?
Van Steenbrugge:
“Passie overwint alles. Ook de dood.”

 

Beluister hier een kort interview-fragment met Walter Van Steenbrugge.

      1. Walter Van Steenbrugge

 

Foto’s: James Arthur

 

Pin It on Pinterest