Gemiddelde leestijd: 15 min
Artiest, filosoof, tv-maker… Jan Leyers heeft vele aliassen. Toch zat er geen plan achter zijn carrière, het overkwam hem allemaal wat. “Mijn motor die ik aanschafte, mijn televisiewerk: ik heb nooit echt voor iets gekozen.”
Met Paul Michiels vormde Jan Leyers Soulsister, samen brachten ze een succesvol repertoire uit. Eind jaren ’90 deed hij ook zijn intrede als televisiepresentator. Als reportagemaker is hij vooral bekend van de drie reisreeksen ‘De schaduw van het kruis’, ‘De weg naar Mekka’ en ‘De weg naar het Avondland’, waarvan Leyers telkens een gelijknamig boek uitbracht. In 2012 presenteerde hij als eerste Vlaming op Nederland 2 het prestigieuze programma ‘Zomergasten’. Zijn laatste tv-werk dateert van in het voorjaar: ‘Arm & Rijk’, een achtdelige serie waarin hij onderzocht hoe armen en rijken wereldwijd omgaan met de groeiende ongelijkheid. “Het is vooral de manier hoe mensen naar de wereld kijken wat mij interesseert”, zegt Jan Leyers ter verklaring van zijn drijfveer. Gedurende het interview komt hij heel bedachtzaam over. Na een stilte antwoordt hij gewoonlijk anekdotisch, met humor en een intelligente touch erbij. Een gesprek met hem is tevens een les in nederigheid. “Doe maar gewoon, dan je doe je al gek genoeg”, repliceert hij wanneer een tafel verder een 65-jarige man hem aanspreekt over zijn bescheiden uitstraling.
“Het leven is surfen”, drukt Leyers metaforisch uit. “Je moet een goede golf krijgen en ze dan goed bespelen. En oppassen voor de haaien.” De Hovenaar blijkt de waters des levens te doorstaan, al musiceert hij liever met een gitaar dan over woeste zeebaren te balanceren op een surfplank. Op zijn tiende vond hij op de zolder de akoestische gitaar waarmee zijn vader vroeger optrad. Verderop in dat jaar zag hij in de lounge van een Flandriaboot tijdens een rondvaart op de Schelde voor het eerst een man spelen met een elektrische gitaar. De kleine Jan was meteen verkocht.
Was dat een kantelmoment?
Jan Leyers: “Dit is het, dacht ik toen. Ik werd bezeten van gitaren. Al mijn schriften van het middelbaar staan vol met gitaren. Vooral Fender Stratocasters, die waren leuk om te tekenen. Ik heb lang op de gitaar van mijn vader gespeeld. Op mijn zestiende had ik genoeg gespaard voor mijn eerste elektrische. Die nam ik zelfs mee in bed. Ik pakte die vast als was het mijn lief. Zoals andere mensen naar auto’s gaan kijken, ging ik meteen na school gitaren in de etalages bewonderen.”
Had je meteen de ambitie om muzikant te worden?
Leyers: “Nee, toen was dat ook veel moeilijker dan nu. Groepen maakten geen platen. Als een Belgische band een lp maakte, gebeurde dat letterlijk twee keer per jaar. Er was nauwelijks een muziekindustrie. Ik probeerde demo’s te maken en daarmee binnen te geraken bij platenfirma’s. Maar in die tijd had je nog geen computer of home recording. Dus dat was een lange lijdensweg. De opnamestudio was in die tijd een heiligdom. Hier gebeurt het allemaal, dacht ik toen ik daar voor de eerste keer binnenkwam.”
Niemand die al gauw het licht in jou zag?
Leyers: “Thuis werd ik zeker niet ontmoedigd. In de kelder oefende ik met mijn broer en af en toe hadden we ergens een optreden. Maar ik ben nooit aangekondigd als het wonderkind. ‘Jan, zing nog eens een liedje’, dat is mij eigenlijk ook nooit gevraagd.”
Je studeerde Filosofie in Antwerpen en Gent. Ook geen vak met veel toekomst.
Leyers: “Nee, ik heb altijd pertinent voor de meest uitzichtloze opties gekozen. Ik werd daar ook voor gewaarschuwd door de mensen op de bureau van de universiteit: ‘Je weet toch dat je daar niets mee kunt doen?’ Ik had geen enkele concrete ambitie. Ik wou enkel muziek maken. Als ik daar nu op terugkijk, had ik angstwekkend weinig toekomstperspectief. Ik had ook helemaal geen zin om les te geven, wat een optie was als ik dat diploma zou halen. Mijn studententijd was ongelofelijk vaag. ‘We zien wel’, dat gevoel overheerste. Ik zat op kot en had niets nodig. Dat studentenkot kostte een paar honderd frank, omgerekend ongeveer 35 euro.”
Het was toch een degelijk kot?
Leyers: “Ik weet niet of een student er vandaag in zou kunnen leven. Ik had bijvoorbeeld geen douche, het was gewoon een kamer met een lavabo. De wc was beneden en ik zat op de derde verdieping. Er heerste toen wel een drang naar wat slonzigheid. Chique en degelijk, dat was voor de ouders en voor de burgers. Had je een pick-up en wat boeken en het was niet te koud: dan had je meer dan genoeg.”
WERK ZOEKEN VOOR HERMAN BRUSSELMANS
Je bent toen vrij sober gaan leven?
Leyers: “Ik pas mij geweldig aan. Ik was perfect gelukkig. Ik had geen frustraties omdat ik nog geen eigen auto of huis had. Op een bepaald moment komt dat er en is dat dan ook aangenaam. Maar ik ben niet iemand die ook zo’n huis in Toscane moet hebben. Ik zie altijd de nadelen. Als ik aan een boot denk, beeld ik me meteen een telefoongesprek in met de melding dat er onweer was en er kosten aan de boot zijn: ‘Oui monsieur Leyers, il y a un problème avec le bateau’.”
Geen last gehad van een zotte aankoop in een midlifecrisis?
Leyers: “Mijn motor valt daar een beetje onder, ja. Maar dat is al vijftien jaar geleden. Ik had me daartoe laten aanzetten door mijn vrouw. Zij had vroeger met de moto gereden. Zij wou er eentje. We hadden er in Borgerhout een heel schone zien staan, een Shadow. Na een proefritje zuchtte ze dat ze plots besefte dat ze vier kinderen had. ‘Maar doet gij dat maar’, zei ze me. Het beviel mij en we kochten hem. Maar na een jaar of vijf, zes vond ik toch het alweer te veel gedoe, zo’n moto. Je kan al je verplaatsingen met de moto doen, maar in mijn geval is dat geen optie: ik heb vaak gitaren en gerief bij. Bovendien ben ik ook niet het type dat eens met de moto naar het Eifelgebergte trekt. Die moto is dus ook weer uit mijn leven verdwenen. Ik deed af en toe wel eens een toertje, maar die helm en die handschoenen, dan weer regen … Dat werd me allemaal te veel. Ik was wel een vrij rustige motorrijder. Ik ben van natuur ook met de auto een behoedzame chauffeur. Soms krijg ik bij de VRT te horen: ‘Hey, ik heb je zien rijden op de E19. Had jij iets voor?’ terwijl ik 110 km per uur reed. Toen ik voor ‘De schaduw van het kruis’ naar Jeruzalem reed, zat de cameraman dikwijls achterop. Totaal onverantwoord, want ik had toen pas zes maanden ervaring met de moto. Die cameraman stond soms rechtop terwijl ik over een gladde helling reed. Ongelofelijk dat ik daar toen niet met mijn klikken en mijn klakken onderuit ben gegaan. Het was de geest van Godfried van Bouillon die toen over mij gewaakt heeft.”
Wanneer behaalde jij jouw rijbewijs? Je hebt namelijk vrij lang geen auto gehad.
Leyers: “Ik had wel vroeg een rijbewijs, want in die tijd – in de zalige jaren ‘70 – kon ik op mijn zeventiende mijn theorie-examen doen en een jaar later mocht ik zonder enige praktische proef mijn rijbewijs afhalen. Ik reed weleens met de DAF van mijn moeder. Eentje zonder versnellingen. Ik kon vrij vroeg autorijden, maar ik heb mij pas een auto aangeschaft nadat mijn eerste dochter (Dorien, SC) geboren werd. We zijn voor de bevalling nog te voet naar de kliniek gestapt. Zo’n 300 meter. Volgens mijn vrouw was dat ver, ik vond dat vlakbij.”
Had je enige werkzekerheid na je studies?
Leyers: “Nee. In die tijd had je wel BTK-projecten, statuten om mensen bezig te houden. In het middenstandshuis, een soort sociaal secretariaat voor zelfstandigen, moest ik mijn tijd verdrijven met vestigingsattesten en administratie voor zelfstandigen. Ik mag niet zeggen dat het een ongelofelijke workload was. Het was zoals in ‘De man die werk vond’ van Herman Brusselmans. Wij delen dat verleden: op de bureau zitten en je voormiddag vullen met het schrijven van een brief.”
Voelde je toen geen druk, van je ouders of vanuit jezelf, om het te maken in het leven?
Leyers: “Eigenlijk niet. Er was toen ook niemand bezig met zijn pensioen. De zin die ik nog altijd hoor van een Limburgse punker is: ‘Weet je wat wij hebben, jong? No future, en dat is al.’ Dat was het zo’n beetje. Je dacht er niet over na. Er waren toen jaartallen waarvan je nooit had gedacht dat die er echt zouden aankomen. 1984: dat was sciencefiction, tot je dat getal plots op je kalender zag. Nu is er zo geen jaar meer. Het verschil met nu is dat de problemen veel persoonlijker gemaakt worden. Je moet zelf voor je pensioen zorgen. Je moet een goede ziekteverzekering hebben. En een plan. Al die keuzestress … Koop ik een telefoon of koop ik er geen: dat was vroeger de keuze. Vroeger was er geen markt, de telefoon was van de staat. Nu is het eindeloos. Welk type neem je? Welk abonnement? Je kan zeggen: ik neem Proximus. Maar dan begint het pas. Wil je business A+ of … ? Waar je allemaal moet over nadenken ….”
Hoe los je dat op?
Leyers: “Door er zo weinig mogelijk tijd in te steken. Toch blijf ik uiteindelijk zitten met het gevoel dat ik altijd gejost word. Bel ik naar Proximus, dan hebben ze plotseling een goedkopere oplossing voor mij. Had ik hen niet gebeld, dan hadden ze mij het duurdere alternatief laten nemen. Als die mensen je opbellen, willen ze er iets mee verdienen. Ze vragen zich niet af hoe ze je kunnen helpen. Niemand op zijn bureau zit zich nu af te vragen: ‘Hoe kunnen wij zijn leven toffer maken?’ Het gaat om geld verdienen. In alle onderdelen van onze samenleving is de markt nu daadwerkelijk doorgedrongen.”
Terug naar je studententijd. Waarom ging je niet voluit voor het artiestenleven?
Leyers: “Van mijn ouders was er een zachte druk om verder te studeren. Er was ook geen alternatief. De enige manier om van muziek te leven als beroepsmuzikant was door op bals te spelen. (beklemtoont) Niemand verkocht platen. Zelfs van de eerste Belpop-lichting werd nauwelijks iets verkocht. De Belgische muziek van eind jaren 70, begin jaren 80 was heel populair, maar dat stelde commercieel niets voor. Het was nog altijd een soort hobby. Met de introductie van de cd is toen alles ontploft. Een Belgische groep was vroeger bijna zoiets als een Vlaamse film: dat kon nooit goed zijn. Dat gegeven is nu helemaal weg. Het is zelfs bijna een keurmerk. Dat minderwaardigheidscomplex is verdwenen: een positieve evolutie.”
KLOOSTERLEVEN
Na een optreden van Paul Michiels in Heist-op-den-Berg sprak je hem ietwat verlegen aan en vertelde je hem dat jullie samen de wereld konden veroveren. Wat trok je aan in hem?
Leyers: “Zijn stem, zijn flair. Ik had een soort visioen van wat het zou kunnen worden als we onze krachten zouden bundelen. Hij had al een carrière gehad. Meerdere zelfs. (bewonderend) ‘De Polle’ speelde al in 1965 in clubs en aan de kust. Hij was tien jaar ouder dan ik. Ik begon pas begin jaren 70 op te treden, hij begin jaren 60. Hij was een Kempisch monument.”
Hoe kon jij hem dan nog charmeren?
Leyers: “Hij ging er niet meteen op in. Een paar weken later werden we wel alle twee gevraagd om mee te doen aan een benefiet in Aarschot. We speelden toen samen in een gelegenheidsgroep. We merkten dat er iets gebeurde als we samen zongen. De klik was er. Dan zijn we samen nummers beginnen maken en is het hele verhaal begonnen. Toch begon het maar mak. In het begin probeerden we wat, het was nog amateuristisch: in Rijkevorsel traden we eens op voor achttien man. Maar dan waren er een paar singles zoals ‘Talk about it’ en ‘Like a mountain’: die creëerden toch een gevoel dat er iets in de lucht hangt. Toen in 1988 ‘The Way to your heart’ uitkwam, viel alles op zijn plaats.”
Je toert dan doorheen heel de wereld. Wat een verschil met dat optreden in Rijkevorsel.
Leyers: “Dat gevoel was fantastisch, tegelijk betaal je ook leergeld. We wisten niet meteen hoe we dat moesten aanpakken. Er zijn ook ongelofelijk rare dingen gebeurd. In Frankrijk stond ‘The way to your heart’ al twaalf weken op nummer één in de airplay chart, we waren al twaalf weken de meest gedraaide plaat van Frankrijk. Maar die single lag in geen enkele winkel. Ik wil vooral de fun onthouden, dat wat zich niet in ‘bio stats’ laat vatten. De fun zit hem niet in een gouden plaat, maar in een nachtelijke busrit van Wenen naar Bordeaux, toen we in het midden van de nacht zonder benzine vielen.”
Vroeger was je spelend op je gitaar eerder op jezelf gericht. Was dat aanpassen om ineens op tour te gaan?
Leyers: “Nu ik erop terugkijk: het is een wonder dat je allemaal zo goed overeenkomt. Je ligt daar met soms zestien man in zo’n bus, waar een onbeschrijflijke geur hangt. Toch herinner ik mij geen enkele ruzie.”
Eind jaren 90 vraagt de openbare omroep je om ‘De geknipte gast’ te presenteren. Je had nochtans helemaal geen interview-ervaring.
Leyers: “Nee. Dat was ook weer zoiets als die moto, waar ik uit mezelf nooit zou opgekropen zijn. Ik heb nooit gedroomd om op tv te komen, behalve als artiest. We keken eerder wat neer op televisie. Tien jaar later deden we allemaal tv-werk.”
Hoe ging het interviewen en presenteren jou af?
Leyers: “Ik vond dat geweldig gemakkelijk werk: gewoon wat vragen stellen.”
Verlangde je naar meer?
Leyers: “Toen ik de reisreportages van Michael Palin zag, dacht ik: dat wil ik ook doen. Ik had toen eens laten vallen dat ik zo’n reisprogramma wel zie zitten. Niet veel later kwam er zo’n voorstel van Johan Tuyaerts (oprichter van het televisieproductiehuis Sultan Sushi, SC), dat is dan ‘De schaduw van het kruis’ geworden. Wat hij oorspronkelijk voorstelde heette ‘De G-spot: Jan Leyers gaat op zoek naar het ultieme genot.’ Op zoek naar het allerbeste massagesalon in Bangkok of naar de allerbeste sigaar in Cuba. Waarop ik zei: ‘Johan, dat is een geweldig idee, er is maar één probleem: ik ben niet zo’n genieter. En al zeker niet als er een camera op staat.’ Hij maakte er geen probleem van en vroeg wat ik dan wilde. ‘Wel, laat mij met de moto naar Jeruzalem rijden, in het spoor van de eerste kruistocht.’ Zo snel ging dat, ik bedacht het ter plekke.”
Het programma is toch eerder een ontdekkingsreis dan een reisprogramma geworden?
Leyers: “De vorm is gegroeid. Pas bij ‘De weg naar Mekka’, de derde reeks, vonden we het juiste evenwicht tussen voorbereiding en spontaniteit. Als ik nu terugkijk naar ‘De schaduw van het kruis’, is het bij momenten nog wat te schools. Bij ‘De weg naar Mekka’ viel onze frank dat alles vanuit de interactie met het personage moet komen.”
Hebben die reizen je leven veranderd?
Leyers: “Je hebt goede voornemens als je weer thuiskomt, maar je hervalt zo weer in je oude patronen. De laatste reis had ik mijn laptop mee, maar eerder reizen deed ik volledig analoog. Ik had me voorgenomen om dat aan te houden, maar ik kon niet weerstaan aan de digitale verlokkingen. Nu ben ik iemand die minstens drie keer per dag nieuwssites checkt. Terwijl, als er iets echt belangrijks gebeurt, dan kom ik het wel te weten zonder constant alles in het oog te houden. Ik kan me helemaal vinden in Johan Braeckman, hoogleraar filosofie aan de Universiteit Gent. Hij heeft een jaar verlof zonder wedde genomen. ‘Je kan niet Kant lezen én online zijn’, verklaarde hij. Dat trof mij wel. Hij bedoelt dat je niet langer zes uur aan één stuk met iets kan bezig zijn als je online bent. Drie jaar geleden is dat me voor de laatste keer gelukt. Toen las ik aan één stuk ‘Les bienveillantes’, ‘De welwillenden’ van Jonathan Littell. Ik las het in het Frans, dus ik heb er wel drie weken over gedaan. Dat was gedurende die drie weken quasi mijn enige bezigheid.”
Religie was de rode draad door je reeksen. Heeft het jouw kijk veranderd?
Leyers: “Ik ben zelf niet geloviger geworden. (denkt na) Maar geloof fascineert me wel. Ik heb een joodse neef. De broer van mijn vrouw woont al heel lang in Spanje. Zijn vrouw is joods, dus zijn zoon is ook joods. Hij logeerde een maand bij ons en ik ging met hem mee naar de sabbatdienst in een synagoge in Antwerpen. Wat me daar meteen opviel was hoe individueel alle aanwezigen die dienst beleefden: de rabbi las vooraan iets voor, vlak voor ons volgde iemand aandachtig, maar achter ons discussieerden enkelen over de beste bakker van de wijk. Mensen kwamen binnen en gingen weer weg op de meest onverwachte momenten. Ieder deed zijn eigen ding. Men zegt weleens: ’two Jews, three opinions’. In een moskee gaat het er helemaal anders aan toe. Moslims gaan op hetzelfde moment door hun knieën en zeggen gezamenlijk met één stem het gebed op. Je voelt onmiddellijk een veel groter conformisme. De moslimgemeenschap is een grote rem voor al wie dwars wil liggen. In de joodse cultuur daarentegen wordt het met-elkaar-oneens-zijn gecultiveerd, het argumenteren.”
Heb je geen soelaas gezien in de functionele zin van godsdienst? Het kloosterleven kan bijvoorbeeld rust bieden in deze wilde wereld.
Leyers: “Uiteindelijk is een tourbus ook een soort kloosterleven. Een soort gemeenschap op zichzelf die zich niets moet aantrekken van de grote buitenwereld. Ik houd van dat gevoel. Volgens mij beleefden de kruisvaders hetzelfde. In Berlijn heb ik kraker-gemeenschappen bezocht. Daar had ik merkwaardig genoeg ook een kloostergevoel. Het zijn anarchisten en tegelijk zijn ze heel gedisciplineerd. Toen we vroegen of we mochten filmen, kregen we te horen dat de volgende dinsdagavond het comité bijeenkwam en zij daarover beslisten. Mooie anarchisten, dacht ik toen.”
Nu heb je geen tourbus meer …
Leyers: “Het gevoel tijdens de reisprogramma’s is ook zoals bij de tourbus. Letterlijk hetzelfde, maar minder mensen, met zijn zessen of zevenen. We reden heel Libië door. Dat geeft mij een geweldige rust, het weg zijn. Op toer gaan, eigenlijk deed ik dat als kind al met mijn broer: we hadden een circus met plastic beestjes en dat stelden we dat helemaal op in de hoek van de kamer en deden we onze voorstelling. Het moest allemaal in camionnetjes ingepakt worden en dan reden we naar een andere hoek van de kamer en werd het daar weer opgesteld. Dat was ook al een tournee. Het enige wat bestaat in het leven is dingen verleggen. Letterlijk de dingen een andere plaats geven.”
SOCIALISME
In hoeverre ben je zo’n typische individualistische Europeaan die werd gekarikaturiseerd in reportages?
Leyers: “Ik maak mezelf wijs dat ik veel van zo’n niet-Europeaan in mij heb. Ik ben het tegendeel van een early adopter. Ik word ook niet gelukkig bij het kopen van een nieuwe gsm. Het enige wat me goed doet voelen is het gevoel om in letterlijke of figuurlijke betekenis in een tourbus te zitten.”
Kan je voor een wekenlange periode je muziek aan de kant schuiven?
Leyers: “Als ik aan zo’n reisprogramma bezig ben, is de muziek ver weg en als ik met muziek bezig ben, dan is Aleppo heel ver weg.”
Je hebt niet gekozen voor bestemmingen zoals Ibiza om naartoe te trekken. De meeste plekken, landen op de grens van Europa, hebben een onaantrekkelijke bijklank.
Leyers: “Ik vind dat net geweldig aantrekkelijke plaatsen. Thuis denk je dat er daar alleen maar ellende heerst. Wanneer ik vertrek, zegt iedereen me: ‘Oei, ga jij daar naartoe?’ De waarheid is echter dat het merendeel van de mensheid rustig leeft en helemaal niet schiet of beschoten wordt. Dat komt ook door de berichtgeving. Er staat nooit in de krant dat het afgelopen jaar het ergens rustig aan toe ging. Dat geeft je een te angstig beeld van de wereld.”
De mens is een bang wezen.
Leyers: “En op een of andere manier houdt hij er ook van: we zien graag griezelfilms. We houden ook van onheilsberichten.”
Je maakt reportages, je schrijft er boeken over en je toert Vlaanderen rondt om lezingen te geven. Het begeestert je nogal.
Leyers: “Die lezingen doe ik graag. Ik ga zitten en begin te vertellen. Soms twee uur aan een stuk. Ik laat nooit foto’s of videofragmenten zien. Ik vertel wat er gebeurd is onderweg en wat het met mij gedaan heeft. Ik voel me achteraf redelijk leeg, maar het helpt me om mijn eigen gedachten te ordenen. Zoals Hegel ooit zei: “Wat je niet kunt zeggen, kan je ook niet denken’.”
Je ziet, de filosofie komt je nog van pas.
Leyers: “De vreselijke waarheid is nochtans dat ik filosofie gekozen heb omdat dat het vak met het minste aantal uren les per week was. Repeteren, rondhangen en lullen, dat deed ik dan. Platen beluisteren en analyseren. Maar filosofie helpt je om de dingen te plaatsen. Filosofie is het ruimste kader. Alle andere dingen zijn specialiteiten. Filosofie is het enige waarvoor je niet de Gouden Gids kan nemen. Voor een juridisch probleem bel je een advocaat. Scheelt er iets met de waterleiding, dan bel je een loodgieter. Maar heb je een probleem met je wereldbeeld, dan kan je moeilijk een filosoof bellen: je moet bij jezelf te rade.”
Hoe bekijk je filosofie?
Leyers: “Een filosoof is iemand die zijn tijdgenoten op de juiste prioriteiten wijst. Mensen vragen weleens: welke filosoof heeft er nu gelijk? Ze zeggen echter allemaal hetgeen dat op dat moment moest gezegd worden. Op het moment dat de wetenschap ons dreigt te overvleugelen, hebben we een filosoof nodig die zegt: “Mannen, wetenschap en techniek zijn maar wat het is.” Er is ook nog een andere manier om naar de dingen te kijken. Een filosoof is als een rookdetector. Zo waren de Verlichtingsfilosofen in de achttiende eeuw nodig om komaf te maken met het ancien régime en het kerkelijke dogmatische denken.”
Welke boodschap geef je aan jouw tijdsgenoten?
Leyers: “(denkt even na) De verhouding tussen economische en culturele factoren: dat is een goed voorbeeld. We onderschatten de invloed van wat onze cultuur ons inprent. Alles wat misloopt zou te wijten zijn aan zuiver sociaal-economische omstandigheden, maar dat is denk ik maar een deeltje van de verklaring. Je gaat geen vrouwen in minirok of homo’s lastigvallen omdat je werkloos bent of eng behuisd. Wel omdat je een verwrongen vrouw- of manbeeld in je kop hebt zitten. En dat is een cultureel gegeven. Ik kwam in het oosten van Turkije in een dorp waar een maand eerder een vrouw door haar schoonfamilie was vermoord omdat ze in haar eentje naar de stad was gegaan. In een Armeens dorp, in vogelvlucht nauwelijks honderd kilometer daarvandaan, gaan vrouwen zo vaak als ze willen naar de stad zonder dat iemand hun een strobreed in de weg legt. En de armoe is in dat Armeense dorp even groot. Osama Bin Laden was geen kansarme, hij kwam uit een steenrijke familie. De redenering dat iemand radicaliseert omdat hij kansarm is, is me te simpel.”
Je loopt ook graag. En niet gewoon voor de fun: je liep al de 20 km door Brussel.
Leyers: “Dat is het obsessionele in mij. Ik ben een slechte amateur. Als ik iets doe, wil ik het gevoel hebben dat ik er iets in kan betekenen. Ik ben natuurlijk geen echte atleet, maar ik wil wel mijn rondjes sneller lopen. Dat haantjesgedrag zit in mij.”
Volgens Paul Michiels ben je begaan met de wereldproblematiek. In hoeverre volg je de maatschappelijke evoluties?
Leyers: “Ik ben erin geïnteresseerd en ik lees erover. Maar als individu heb je er totaal geen invloed op, zelfs niet als beweging. (denkt wat na en formuleert wazig) Soms denk ik: het is allemaal een soort irrationeel gedoe van krachten en stromingen en tegenstromingen … Zie nu naar Europa: het socialisme zou toch moeten zegevieren? Het is crisis: alles wordt bedreigd, afbraak … En toch lijken links en socialisme vandaag wel besmette woorden.”
Je neemt het op voor de linkerzijde.
Leyers: “Ik vind dat er op veel vlakken veel te weinig overheid is. Er is veel te veel geprivatiseerd. Ik vind het een heel onaangename gedachte dat meer en meer terreinen door het winstprincipe worden geregeerd. In Amerika is dat al het geval met vele ziekenhuizen. Bij een overheidsbedrijf is er weliswaar meer gevaar voor routine of onverschilligheid, maar je hebt tenminste niet het gevoel een wandelende portemonnee te zijn.”
Winst kan je meten, maar het welzijn van de mens: dat is al moeilijker.
Leyers: “Eigenlijk zijn we de metende mens geworden. Wat vinden wij belangrijk? Hetgeen we kunnen meten. Kan je iets niet meten, dan bestaat het niet. Waarom een geluidsmeter gebruiken bij een concert? Je zou evengoed kunnen zeggen: ‘Mannen, dat staat te hard, zet dat eens wat stiller.’ Je hoort dat toch zelf ook. Toch ben ik zelf slachtoffer geworden van het meten. Heel dat gedoe om het lopen is omdat ik een Garmin heb: ik kan mijn inspanning meten. Hoe lang deed ik over die laatste kilometer? Had ik dat computertje niet, dan zou ik het niet weten. Zou ik dan nog wel gaan lopen? Ik ben zelf een van de grootste slachtoffers van de kwalen die ik detecteer.”
Komt er nog een nieuwe reeks reünie-optredens van Soulsister?
Leyers: “Misschien wel, misschien niet. Nu is er een stop, maar we hebben de afgelopen drie jaar heel vaak opgetreden en dat voelde aangenaam aan. Ik ga nu zelf alleen iets toen, dus Soulsister is zeker niet voor de nabije toekomst.”
Waar voel jij je echt vrij?
Leyers: “(denkt lang na) In de studio. Ik zou een goede bibliotheekmonnik geweest zijn. Voor mij is vrijheid niet met de haren in de wind op de motorboot varen.”
Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven?
Leyers: “’Ook hier heeft hij niet voor gekozen’.”
Beluister hier een kort interview-fragment met Jan Leyers.
Foto’s: James Arthur
Je zingt het zelf ” alles komt in orde”…
En dat is het…
Nog veel succes Jan
Mooi hoor. Dat relativerende, niet veel nodig hebben en willen en zo betrokken zijn.
Alweer een schot in de roos!
Prachtig!