Gemiddelde leestijd: 13 min
“In de klas luisterde iedereen naar wat de lesgevers zegden, en ik dacht er vaak het mijne over.” De student werd professor, de professor werd rector – en tussendoor ook even politicus. Maar als er één constante karaktertrek terugkomt in het leven van kerkjurist Rik Torfs, dan ongetwijfeld deze: “Ik ben een opposant, ik wantrouw de mainstream.”
Rik Torfs (KU Leuven) heeft wel vaker een gevat antwoord klaar. De toon is niet zelden ironisch. Met zijn kritische bedenkingen over de Kerk, ontpopt de professor kerkelijk recht zich al snel als een buitenbeentje binnen de academische wereld. Pas laat in zijn carrière wordt hij een mediafiguur en nog later politicus, als senator voor CD&V. En ook hier is (zelf)spot nooit ver weg. Al kan Rik Torfs ook bloedserieus zijn. Voor ‘Nooitgedacht’ op Canvas peilde hij drie seizoenen naar de ziel van zijn geïnterviewden. “De interviews waren oké wanneer het vertrouwen er was, en als we op den duur aan het praten waren alsof er geen camera’s bij stonden. Maar dat lukte zeker niet altijd. Meestal niet zelfs. Uiteindelijk moet het heel goed klikken, anders krijg je cliché-antwoorden. Mensen zijn er ook, terecht, niet altijd op uit om in hun ziel te laten kijken. Dat heeft niet eens met voyeurisme te maken.”
Ze zijn behoedzaam.
Rik Torfs: “Ja. En dan moet je zien dat je dit tot op zekere hoogte kan overwinnen.”
Zo voor de vuist weg: bij wie is het gelukt om de camera’s zo goed als te doen vergeten?
Torfs: “De aflevering met oud-premier Wilfried Martens was één van de meest geslaagde, vooral dankzij Martens zelf. Ook de interviews met (advocaat) Jef Vermassen en (kankerspecialist) Wim Distelmans waren behoorlijk. En de allerlaatste aflevering, met (de Nederlandse actrice) Liesbeth List, was goed. Maar er zijn ook slechte interviews geweest, met (mediafiguur en actrice) Francesca Vanthielen bijvoorbeeld. Dat was écht niet goed. Ik kon gewoon met haar geen contact krijgen. Hoewel ik erg van slimme vrouwen hou.” (lacht)
Slim? Hou je alleen van ‘slimme’ vrouwen?
Torfs: “Wel, als het over vrouwen gaat… Als een vrouw niet slim is, vind ik haar toch niet aantrekkelijk, moet ik zeggen.”
En hoe definieer je ‘slim’?
Torfs: “Witty, spits, wat dubbele bodem, niet direct te doorgronden. Een vrouw die alleen maar mooi is, vind ik bijzonder onaantrekkelijk.”
Is jouw partner slim?
Torfs: “(lacht) Ik zoek altijd slimme vrouwen, dat kan ik u zeggen. (lacht opnieuw) Maar ze zijn soms zo slim, dat ze mij door hebben.”
Je lost niet veel over privé-zaken.
Torfs: “Nee, en ik denk dat dit ook niet nodig is. Ik ben blij dat ik dat niet doe. Anderen moeten niet boeten voor mijn narcisme. Laat de mensen in alle rust leven. Ik voer mijn nummertjes wel op, of loop tegen de muur. Sommigen doen het wel, anderen niet, ook in de politiek. Bart De Wever pakt bijvoorbeeld gemakkelijk uit met zijn privé-leven. Terwijl je Marianne Thyssen er zelden over bezig hoort. Ik vind die laatste aanpak een heel goeie.”
Hoe diep ga jij in vriendschap?
Torfs: “Sommige mensen hebben honderden vrienden, anderen hebben er maar enkele, maar ‘heel echte’. Ik heb een paar vrienden, die ik overigens niet te vaak hoef te zien. Ik moet er niet elke week een pint mee drinken. Dikwijls is een signaal van vriendschap dat je maar drie seconden nodig hebt om terug op dezelfde golflengte te zitten. Tegelijk geloof ik dat in elke mens een stuk existentiële eenzaamheid zit. Je kunt nooit alles met iedereen delen. Er zijn altijd facetten van jezelf – die voor jezelf misschien ook niet altijd even verklaarbaar zijn of waar je toch een soort schroom in voelt – die je met niemand deelt. Niet met een beste vriend, maar ook niet met een partner. Ik vind dat niet per se slecht. Gelukkig moet je niet elke dag piekeren over de ultieme vragen van de existentie of over wie je bent. Heel veel dagen zijn gewoon oppervlakkig.”
Je hebt tienduizenden volgers op Twitter, terwijl je zelf maar zeven personen volgt. Waarom?
Torfs: “Het zijn zeven écht heel goeie twitteraars. Nee, ik ben gewoon niet zo sterk in die sociale media. Blijkbaar moet je heel veel mensen volgen en in interactie treden. ‘Jij antwoordt nooit’, krijg ik soms te horen. Maar er zijn al genoeg regels. Ik dacht dat de sociale media enige vrijheid boden. Die zeven volgers is eigenlijk begonnen met een ongeluk. De eerste persoon die ik volgde, was (Radio 1-presentator) Koen Fillet. En de reden was dat ik op een verkeerd knopje had gedrukt. Maar dan dacht ik: ‘Op zichzelf is het toch wel schattig om Koen Fillet te volgen’. (gniffelt) Ik heb hem dat verhaal eens verteld. De tweede persoon is een kinderarts uit Nederland. Op den duur is er zelfs wat correspondentie geweest tussen haar en Koen Fillet. Ze vroegen zich allebei af waarom ik juist hén volgde. (lacht) Door een speling van het lot zijn er daarna nog enkele personen bijgekomen. Maar de oorspronkelijke gedachte was om niemand te volgen. Niet omdat ik mij daar te goed voor voel, maar ik heb niet de motivatie noch de tijd om via Twitter in dialoog te treden.”
Heb je ooit je IQ gemeten?
Rik Torfs: “Nee. Misschien werd die destijds wel gemeten op het zogenaamde PMS, wat nu Centrum voor Leerlingenbegeleiding heet. Maar dan was het in elk geval zo slecht dat mijn ouders het nooit hebben durven meedelen. Ik geloof ook niet meteen in dat soort testen. Er worden per definitie parameters opgesteld waarbinnen je moet scoren. Het echt divergente denken kan er moeilijk in gemeten worden. Sommigen pakken uit met hun IQ nadat hun leven op een zijspoor is geraakt, zeggende ‘En toch had ik een hoog IQ’. Dan moet je het vooral meten, als je er troost uit kunt putten.”
Jouw leven is nooit op een zijspoor geraakt?
Torfs: “Op een zijspoor totaal niet, maar uiteraard heb je wel betere en mindere momenten in het leven. Gelukkig. Want als er geen mindere waren, zou je de betere niet meer herkennen. Dan zou je de dagelijkse train de vie, ook als het goed gaat, als evident beschouwen.”
Op je ups en downs komen we uiteraard later terug. We stelden de IQ-vraag vooral omdat we het gevoel hebben dat jouw IQ behoorlijk hoog is.
Torfs: “Ik ben daar zelf niet zo zeker van. Op school was ik wel de eerste van de klas. Ik heb Latijn-Grieks gevolgd. Maar in wiskunde was ik bijvoorbeeld minder goed. De primus in de Latijn-Wiskunde was Ronny Belmans, die hier nu ook prof is bij de ingenieurs. Hij was absoluut briljant in wiskundige oefeningen.”
Welk soort student was je aan de KU Leuven?
Torfs: “Ik was redelijk schuchter, dat had ik al in de middelbare school. Ik ben altijd redelijk sceptisch geweest tegenover lesgevers. Ik was zeker ook niet iemand die gemakkelijk tussen kwam tijdens de les, of die zijn vinger opstak. Iedereen luisterde naar wat ze zegden, en ik dacht er vaak het mijne over. Ook als student aan de KU Leuven was ik, zeker in het begin, zeer onopvallend. Maar op het einde was ik wel studentenvertegenwoordiger op de Academische Raad. Dus in die jaren ben ik wel geëvolueerd.”
Hoe kwam dat?
Torfs: “Het eerste jaar probeerde ik me op het studeren toe te leggen. Stilaan deed ik ook andere dingen, en kreeg ik belangstelling voor bijvoorbeeld studentenpolitiek. En ook wel een bredere belangstelling tout court. In het tweede jaar heb ik wat vakken van Germaanse gevolgd, vanaf het derde jaar begon ik rechten met kerkelijk recht te combineren. Ik heb ook diepgaande cafégesprekken gevoerd met allerlei mensen, die vervolgens aan lager wal geraakten.”
Na dat gesprek met jou…
Torfs: “Tuurlijk. (lacht) Het causaal verband kan niet geloochend worden.”
Je was schuchter, zeg je.
Torfs: “Ja. Ik ben dat eigenlijk nog. Ik ga me niet proberen op te dringen als het niet nodig is.”
In se ben je schuchter, maar af en toe draai je de knop om?
Torfs: “Wel, ik ben op dat gebied niet zo vroeg rijp geworden. Ik dacht altijd: ‘Ik heb niet te veel te vertellen, ik zal maar niet te veel zeggen, want wat heb ik hier toe te voegen?’ Pas later merkte ik dat anderen ook niet te veel te vertellen hadden. (lacht) Gaandeweg nam ik wat meer positie in.”
Denkende: ‘Als zij het doen… ik kan het eigenlijk beter.’
Torfs: “Wel, denkende ‘ik kan het toch ook, ik moet niet per se zwijgen.’ Je moet niet te hard denken dat je iets uniek mee te delen hebt. Al droom je misschien diep in je hart dat je geweldig gaat worden, tegelijk besef je dat dit niet zo is.”
Ik weet het niet. Misschien had je toen al een bepaalde visie voor ogen en wist je precies ‘daar wil ik naartoe’.
Torfs: “Nee. Absoluut niet. Ik heb ook rechten gedaan omdat er in de familie veel juristen waren. Het was dus een redelijk evidente studiekeuze. Rechten is ook een beetje een uitgestelde beroepskeuze. Bij bijvoorbeeld Tandheelkunde kan je wél verwachten waar je zal uitkomen.”
Waarom heb je ook studies notariaat erbij genomen?
Torfs: “Er waren naast juristen ook nogal wat notarissen in de familie, onder andere mijn grootvader aan moeders kant. Mijn ouders zeiden altijd: ‘Je moet iets studeren waar je iets kunt mee doen.’ Ik heb dat dan gedaan, en er vervolgens niets mee gedaan.” (glimlacht)
Maar dan had je wel het diploma.
Torfs: “Wel, in feite zit daar ook mijn angstig karakter en mijn gebrek aan lef in. Uiteindelijk heb ik maar voor andere wegen gekozen, als ik toch een verzekering had. ‘Als andere dingen die ik misschien liever deed, nergens op uitdraaien, kan ik nog altijd notaris worden’: die gedachte heb ik zeker gehad. Ik bewonder mensen die vanaf hun 18 jaar immense risico’s nemen. Heel schoon vind ik dat. Maar dat lag toch niet in mijn temperament. Hoewel ik later bij momenten wel risico’s heb genomen. Het ergste risico was zeker toen ik uit de Senaat ontslag nam zonder enige zekerheid om in de rectorsverkiezingen aan de KU Leuven een kans te maken, et sans esprit de retour. Maar echt existentiële keuzes, bijvoorbeeld poète maudit of kunstenaar worden en dan zeggen ‘we zullen wel zien’, heb ik nooit gemaakt.”
Was je bang op het moment dat je uit de politiek stapte?
Torfs: “Dat niet. Als je bang bent, dan doe je het niet. Ik heb die beslissing ook op redelijk korte termijn genomen, zoals vaak. Op 19 maart was ik samen met een vtm-ploeg in Rome, voor de inhuldiging van de nieuwe paus. En ik zou op 21 maart mijn aankondiging doen. Als ik zei dat ik ontslag nam, wist iedereen ook waarom (om een gooi te doen naar het rectorschap van de KU Leuven, RDC/MS).”
Heb je destijds met je ellenbogen moeten werken om prof te worden?
Torfs: “Ik heb niet met ellenbogen moeten werken. Daarin heb ik veel geluk gehad. Ik zat in een originele discipline – kerkelijk recht – en er waren maar weinig proffen. Iets later werkte ik mijn doctoraat af. Om de faculteit te versterken, hebben ze een functie bij gecreëerd. Ik heb dus niemand moeten opvolgen. Je kan chance hebben in het leven, hè? Ik heb wel serieus gewerkt aan mijn doctoraatsthesis. Maar aspiranten, assistenten en andere kandidaten die er tegenwoordig moeten aan beginnen, moeten er doorgaans harder voor knokken.”
‘DE NAR VAN DE UNIVERSITEIT’
We spreken nu met jou als rector. Het had al vroeg gekund, in 2005. Op 20 stemmen na werd je toen verkozen. Ken jij zoiets als ontgoocheling?
Torfs: “Jazeker. Ik vond dat toen echt erg. Nu niet meer, want ik ben eerder blij dat het gelopen is zoals het was. In 2005 ben ik er met hart en ziel voor gegaan. Ook al schreef het studentenblad Veto: ‘Er zijn vier serieuze kandidaten en Rik Torfs’. Niet zo direct een prettig uitgangspunt. Toch ben ik tot de laatste ronde meegegaan, en het scheelde weinig. Op de persconferentie zei ik ‘You ain’t seen nothing yet’, en dat was ook de bedoeling. Ik kon niet gewoon terug naar mijn bureau gaan en het werk van vroeger opnieuw doen. ‘De vlucht vooruit’, dacht ik. Zoals ik altijd heb gedaan. Ik ben toen intenser met de media gaan werken. Na een tijd heb ik zelf een gesprek gehad met (gedelegeerd bestuurder bij De Vijver) Wouter Vandenhaute, op mijn initiatief.”
Bijna als tegenreactie op je niet-verkiezing, zou ik zeggen.
Torfs: “Ik deed het om iets te zoeken waar ik mijn creativiteit in kwijt kon. Als je ergens niet in slaagt – je hebt het geambieerd maar het lukt niet – kan je niet gewoon terug gaan naar het vorige. Ook al deed je dat vorige heel graag. Dat betekent stagnatie of zelfs achteruitgang. De jaren in de media vond ik fantastisch interessante jaren. Ik had een eigen programma – ‘Nooitgedacht’ – kwam op heel veel plaatsen, maakte kennis met een ander milieu dat ik heel goed van binnen uit leerde kennen. Ik heb er ook goede vrienden aan over gehouden. Achteraf bekeken is het dus niet slecht geweest dat ik in 2005 nog geen rector ben geworden.”
Enkele kritische bemerkingen en uitspraken over jouw media-optredens als professor en rector. Je werd al eens ‘de pretprofessor’ genoemd. Of een uitspraak van André Oosterlinck, oud-rector van de KU Leuven: “Bij een pak mensen aan de universiteit heeft Rik Torfs geen serieuze naam”. En jouw goeie vriend Kris Hoflack, huidig hoofdredacteur van de vtm-nieuwsdienst, weet dat jij “uitgespuwd wordt als de nar van de universiteit”.
Torfs: “Vooral tijdens de rectorverkiezing van 2005 heeft dit erg gespeeld. Sommige mensen hebben wat moeite met verschillende facetten van één persoon. Omdat er van uitgegaan wordt dat als je het ene bent, je het andere niet bent. Als je in ‘De Slimste Mens’ verschijnt, ben je dus niet met wetenschappelijk werk van enig niveau bezig. Dat is onjuist. Maar ik kan wel begrijpen dat sommige mensen zo denken, en je moet er ook rekening mee houden dat ze dat doen.”
Doet het geen pijn dat de kritiek ook uit jouw eigen achterban komt, namelijk van André Oosterlinck?
Torfs: “Als het van Oosterlinck komt, met alle respect die ik voor hem heb, doet het geen pijn.” (glimlacht)
En Kris Hoflack?
Torfs: “Kris heeft mij verder altijd gesteund, dus ook daar ben ik gerust in. Voor professoren geldt zoals voor anderen. Je leeft in een wereld die gemediatiseerd is, en waarin je hobby’s wat zichtbaarder kunnen worden.”
Maar de vraag blijft: raakt dit je? Ik kijk naar je lichaamstaal: je gaat plots achterover zitten, en houdt de armen gekruist.
Torfs: “Ik zit goed zo, eigenlijk. Goh, raakt dit mij… In de mate dat het in een verkiezingscampagne vervelend kan zijn, wel. Maar ik zit er niet zoveel mee in. Ik ben uiteindelijk de tweede keer wel tot rector verkozen. Dus de kritiek is niet zo algemeen dat het iets is wat mij uit de academische gemeenschap sluit.”
Voelde het aan als een overwinning?
Torfs: “Wel, wat ik goed vind, is dat blijkt dat je niet één bepaald profiel moet hebben om verkozen te kunnen worden als rector. Het was lang de gewoonte dat de volgende rector uit de bestuursploeg van de vorige kwam. Dat was bij mij absoluut niet het geval. Het feit dat dit kan, getuigt van een vitaliteit van de universiteit, waar het niet allemaal via hetzelfde stramien moet gaan.”
EERST DE COLUMN, DAN DE MIS
Heb je een dégoût overgehouden aan de politiek?
Torfs: “Wel, dégoût… Binnen CD&V zat men in elk geval niet op mij en mijn nieuwere ideeën te wachten. En als parlementslid kan je erg weinig doen. De beslissingen worden bij de ministers en op kabinetten genomen. Die politieke carrière was zeker geen succes. Ik kende de structuren ook niet goed – ik was politiek zeer maagdelijk toen ik er aan begon. Om het systeem van binnen uit te veranderen, had ik het anders en beter moeten aanpakken, en misschien wat meer geduld moeten hebben. Maar ik had geen zin meer om nog vijftien jaar te proberen. Liever iets dat ik met hart en ziel doe, en waar ik in geloof, zoals mijn huidige job. Ik ben uit de politiek gegaan omdat ik er niet op het juiste spoor zat. Maar de échte reden was dat ik op maandagmorgen tegen mijn zin naar het werk ging, voor het eerst in 30 jaar.”
Heb je spijt van jouw tijd als politicus? Of zeg je: elke ervaring, hoe slecht ook, is er één bij?
Torfs: “Het is niet omdat een ervaring op zich niet fantastisch is, dat je er niet veel uit kunt leren. Ik ben blij dat ik in de politiek heb gezeten. Maar mocht je vragen ‘Heb je heimwee naar de politiek?’ zou ik ‘helemaal niet’ antwoorden. Terwijl dat voor de media anders ligt. Misschien wil ik ooit, als deze job voorbij is, nog wel eens een programma maken.”
Dus als we je zouden vragen: ‘Heb je heimwee naar de media?’…
Torfs: “(vult aan) Heimwee niet. Maar ik heb er heel goeie herinneringen aan. Met de gedachte: het hoeft niet per se 100 procent afgesloten te zijn. Het is niet verenigbaar met wat ik nu doe. Ik geloof in cyclische momenten in het leven. In bepaalde perioden heb je wat meer interesse in kunst, en dan soms wat minder. En soms wat meer, en dat weer wat minder, interesse in religie. Ik heb die cycli altijd gehad.”
En wat religie betreft, in welke cyclus zit je nu?
Torfs: “Van natuur ben ik opposant. Maar ik ben nooit radicaal van mening veranderd. Religie blijft me enorm fascineren. Ik ben altijd meer gefascineerd door het ongrijpbare dan door het grijpbare. Jaren geleden, toen de Kerk nog oppermachtig was, heb ik er veel kritiek op uitgeoefend. Achteraf zeker niet altijd onterecht, want er zijn veel zaken uitgekomen. Vandaag is er in ons land een sfeer van neo-sciëntisme. Als je enige religieuze gevoelens hebt, ben je ofwel dom – je hebt niet hard genoeg nagedacht – ofwel laat je je meeslepen tot gevaarlijke dingen – inquisitie en godsdienstoorlogen. Dat klimaat voel ik aan als zeer eenzijdig. En dan krijg ik nu weer de neiging om hét religieuze als dusdanig toch te verdedigen. Uiteraard niet de excessen van instituten als de Kerk, die tot machtsmisbruik annex seksueel misbruik kunnen leiden. Maar tegen het soort simplisme ‘het zou allemaal beter zijn zonder religie of liefde of kunst’ verzet ik me. De evangelieteksten in de mis op zondag vind ik schitterend en elk woord telt. Volgens mij zijn ‘hoop’, ‘geloof’ en ‘twijfel’ bijna de kern van het religieuze.”
Je bent een opposant, zeg je.
Torfs: “Ik wantrouw de mainstream. De meerderheid heeft meer kans om zich te vergissen dan de minderheid. Want om bij de meerderheid te horen, moet je minder nadenken. Als je je wagon aan de meerderheid aanhaakt, zal niemand je aanvallen, omdat je het meerderheidsstandpunt verdedigt.”
“Ik ga sterven met de pen in de hand”, liet je ooit optekenen in een interview.
Torfs: “Ik schrijf heel graag, dat klopt. Ik heb vroeger een paar verhalen in (het Vlaams literair tijdschrift) ‘Dietsche Warande en Belfort’ gepubliceerd. De meeste mensen weten dat gelukkig niet. Al was het toch een prestigieus tijdschrift. Ik was toen 25 à 26 jaar. Daarna heb ik niet meer voor dat tijdschrift gewerkt, omdat ik enorm aan mijn thesis aan het schrijven was. Toen zat ik helemaal in de wereld van dat wetenschappelijk werk, waar ik me moest waarmaken. En toch merkte ik dat de nood om creatief te schrijven bleef. Columns bieden daar geweldige kansen. Voor De Standaard schrijf ik columns sinds 2003. Op dit moment schrijf ik mijn columns doorgaans tussen 7u45 en 10u45 ‘s zondagsmorgens.”
Het moment dat de mensen naar de mis moeten gaan.
Torfs: “Na de column ga ik naar de mis.” (lacht smakelijk)
Ben je nog altijd een kerkganger?
Torfs: “Ja. Ik vind de misviering een zeer rustgevend moment. Een plek ook waar je niets moet, een soort asielplek. En dat in tegenstelling tot wat mijn godsdienstleraars vroeger zegden. ‘Als je naar de mis gaat, moet je er binnen gaan, volkomen geconcentreerd zijn op alles wat er gebeurt, en alles bloedserieus beleven.’ Elke verslapping van de aandacht was bijna een misdaad tegen de menselijkheid. Dat is helemaal niet waar. Je kan aandachtig luisteren, maar je kan ook helemaal wegdwalen, of zelfs heel rare frivole gedachten koesteren. Je kan kiezen wat er gebeurt – de ene keer ben je aandachtig, de andere keer niet. Niemand verplicht je om daar wat dan ook te doen. En toch is het een moment van mogelijke reflectie. Dat is het mooie.”
Het is passief, je hoeft niets actief te doen.
Torfs: “Voilà. Het is een geweldige vrijplaats. Er gelden andere parameters dan in het leven, waar altijd iets van ons verwacht wordt. Zelfs in de ontspanning, want ook hier kan je je niet meer veroorloven om niet te scoren, je moet je mateloos amuseren. Anderzijds snap ik wel, gezien de geschiedenis van Vlaanderen, dat die mis door velen wordt gezien als een plek van verplichting waar je naartoe wordt gesleurd.”
Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven?
Torfs: “Liefst niets. Mijn naam, zonder meer. De oneliners zoals op Twitter zijn voor tijdens het leven. Ik ben misschien te diffuus om zo’n statement of motto te hebben. Ik zou elke dag een andere zin schrijven. Want als het om een grafschrift gaat, is het in stenen gebeiteld. Ik wil heel snel vergeten worden. En zolang ik geen misdaden tegen de menselijkheid pleeg, is die kans heel reëel. Als massamoordenaar, bijvoorbeeld een Dutroux, wordt dat moeilijker.”
Beluister hier een kort interview-fragment met Rik Torfs.
Foto’s James Arthur:
Zelfrelativering. Altijd een verademing.
Rik Torfs is nog vormelozer dan ik al vreesde…