Gemiddelde leestijd: 17 min
Zijn naam is onlosmakelijk verbonden aan de Belgische poolgeschiedenis. Na de middelbare studies trok hij een jaar naar Amerika. Dirk werd Dixie. Sinds de ontmoeting met zijn Amerikaanse echtgenote vervelde hij van steward bij Sabena naar bekende poolreiziger. “Gedreven, ambitieus en dromerig ben ik altijd geweest. Ik zag de dingen vrij groots, en wilde de wereld veroveren. Maar het is mijn partner Julie die de deuren heeft opengetrokken. Anders was ik zeker steward gebleven.”
Met zijn bedrijf Polar Circles begeleidt hij tegenwoordig anderen op expeditie. Hij schrijft ook boeken en maakt films over zijn avonturen. In 2017 plant Dansercoer een nieuwe expeditie, dit keer vanuit de Noordpool naar Franz Jozefland, een groep van vulkanische eilanden ten noordoosten van Spitsbergen. “Hier ben ik nu al twee jaar met de voorbereidingen bezig. Het is pas de tweede keer ooit dat iemand deze expeditie zal ondernemen.”
Wie wordt jouw collega?
Dixie Dansercoer: “Alain Hubert. We vieren onze gezamenlijke ‘South Through The Pole’ expeditie, de oversteek van Antarctica van twintig jaar geleden.”
De ‘poolcirkel’ is rond.
Dansercoer: “Eigenlijk wel.” (glimlacht)
Je heet Dixie, maar op je paspoort staat Dirk. Wanneer is die switch er gekomen?
Dansercoer: “Die is er gekomen in 1979, toen ik na mijn humaniora naar de Verenigde Staten ben getrokken als uitwisselingsstudent. ‘Van ‘Dirk’ (op z’n Engels ‘Deurk’ uitgesproken) gaan ze ‘jerk’ maken of zullen ze er ‘Dirkus from the circus’ zeggen’, zo waarschuwde mijn hostbroer, die ook professor was aan de universiteit. ‘Als je je goed wil integreren op school, gaan we je een andere naam geven. Zo kunnen ze je niet belachelijk maken.’ Ik speelde toen muziek, als bassist in een band. En zo zijn ze op de muzikale naam ‘Dixie’ gekomen.”
De naamsverandering was dus niet jouw eigen keuze?
Dansercoer: “Nee, het is mij overkomen. Het is geen pseudoniem of zo. Ik ben er in gerold, net zoals bij de poolreizen. Ik ben geen geboren poolreiziger, of het was niet mijn jongensdroom in de voetsporen van de poolpioniers te treden.”
Bij wat je doet, zou je inderdaad kunnen vermoeden dat het een jongensdroom was, en dat het er al van vroeg in zat. Maar dat was bij jou niet het geval, hè?
Dansercoer: “Nee. Maar dat het er in zat, dat is dan mijn moeder die ik door jou hoor spreken. Zij zegt dat ik van jongs af aan altijd zeer gedreven, ambitieus en dromerig was. Ik zag de dingen vrij groots, en wilde de wereld veroveren. (lacht) Dat zat er dan wel voor een deeltje in. Telkens smeet ik mij in iets. Ik ben begonnen met judo. Nadien, zoals het hoort voor een jongere, heb ik geproefd van van alles: volleybal, tennis, atletiek. Ook muziek was een belangrijk element. En dan kwamen de scouts. Een heel belangrijke passage toch wel. Ik draag daar nog altijd de vruchten van mee.”
‘Ik leed tijdens mijn tien magnifieke scoutsjaren hard aan de ‘maladis aventuriensis’, schrijf je in je boek ‘Een passie moet je volgen’. ‘De ziekte om op zoek te gaan naar alles wat onduidelijk en onbekend was en vragen opriep.’ Is die drang naar avontuur tijdens je scoutsjaren ontbolsterd?
Dansercoer: “Ja. Zonder dat ik het wist eigenlijk. Via de scouts had ik contact met de natuur, en ik was toen en nu nog een fervente loper. Ik liep eind jaren ‘70 vaak samen met (voormalig topatleet) Willy Polleunis uit Linden, de plek waar ik toen zelf woonde. Polleunis heeft nog deelgenomen aan de Olympische Spelen. Die gesprekken met hem, en onze looptochten in de bossen van Linden, waren confronterend. Lopen in de bossen was zoveel puurder dan al dat vies gedoe in de cafés. Het weekend voor ik vertrok naar Amerika had ik een verjaardagsfuif gelanceerd in Belgisch Congo, een duistere uitgaansbarak, waar ik met al mijn muzikanten opgetreden had. Ik voelde me er zo slecht dat ik goed wist dat het een zeer goed moment was om een nieuwe kering te geven aan mijn leven. Weggeplukt worden, dat is goed voor mij geweest. Keer op keer een stap in het onbekende te zetten, gedreven door vraagtekens op de zoektocht naar ontdekking, het ongemak tergend.”
Wat trok je aan in Amerika?
Dansercoer: “Ik ben niet pro of anti Amerika. Maar het is wel een land waar alles kan, waar er weinig beperkingen zijn. Er is noodgedwongen heel veel creativiteit. En: je slaagt of je faalt. Er is geen vangnet. Het is een land van uitersten. Als 17-, 18-jarige weet je hoe de wereld er uit ziet, en dan zie je op de wereldbol dat klein stipje België. ‘Er moet meer zijn dan dit’, dacht ik. Ik had nog nooit in een vliegtuig gezeten. Ik wilde ook weg van het beperkende België. Eerlijk gezegd was ik ook het gebras van het uitgaan wat beu. Leuven, dat was behoorlijk uitgaan hè. Zeker als bassist in de rockscène van toen. Maar ik voelde mij daar niet helemaal top in. Er was iets dat niet klopte. Ik was een gedreven bassist. En Amerika was het land van de funk. Funk was meer mijn ding dan rock ’n roll. En zo ben ik naar de Verenigde Staten getrokken. Een beetje tegen de wil van mijn ouders, maar ik werd ook niet tegengehouden. Mijn grote droom om naar Amerika te trekken, hebben ze uiteindelijk wel gefaciliteerd. Ik kwam terecht in Moscow, Idaho, in een gastgezin. De potato state. Niet mijn keuze, ik had eerder New York in gedachten. Ik kwam er aan, met mijn basgitaar, mijn lang haar en mijn oorbel, in een hoog religieus en agrarisch gebied, in de Rocky Mountains. Die bergen waren, achteraf bekeken, heel belangrijk. Ik heb alles in een hoekje gezet, ben naar de kapper gegaan, en heb mezelf aangepast. ‘Je kunnen aanpassen’ is een diploma op zich, hè? Jezelf openstellen voor al wat oncomfortabel, nieuw, vreemd, gevaarlijk en negatief is, is een kwaliteit die weinig mensen beheren.”
Van bassisten zeggen ze dat ze doorgaans de stilste in een muziekgroep zijn.
Dansercoer: “Ik was niet de stilste – ik hanteerde ook meer het actieve basspel – maar zeker ook niet de meest extraverte.”
Je hebt vertaler-tolk gestudeerd. Waarom heb je niet voor licentiaat Lichamelijke Opvoeding of een andere studierichting met sport gekozen?
Dansercoer: “Dat zat misschien wel ergens in mijn achterhoofd, ja. Maar in het humaniora heb ik moderne talen gevolgd, vandaar dat het vertaler-tolk is geworden. Maar ik wist na mijn humaniora eigenlijk niet meteen wat ik wilde verder studeren. Deels daarom ben ik ook eerst een jaar naar Amerika getrokken. Het was een perfect moment om weg te gaan, alles op een rijtje te zetten, mezelf te bevragen. De Verenigde Staten kwamen er tenslotte dankzij mijn ouders – zijn hebben de trip betaald. Al was het volgens hen een verloren jaar. Voor een deeltje was het dat ook, als je het bekijkt vanuit het standpunt van ‘studeren’. Maar dat jaar heeft me veel inzichten opgeleverd. Mijn ouders hebben wel een aantal voorwaarden gesteld: ‘Kom na de VS terug, je mag dan studeren maar je mag geen jaar bissen’.”
Je bent getrouwd met de Amerikaanse Julie Brown. Klopt het dat je haar hebt leren kennen op het vliegtuig?
Dansercoer: “Ja. Na mijn studies vertaler-tolk ben ik nog twee keer rond de wereld gereisd. Nadien heb ik dertien jaar gewerkt als steward bij Sabena. Tijdens de laatste jaren, voor de grote expedities, was er een samenwerkingsakkoord tussen Delta Airlines en Sabena. Julie was één van de twee stewardessen die op de Belgische vluchten naar Cincinnati de Amerikaanse klanten vertegenwoordigde. We zijn aan de praat geraakt. Allebei zaten we in een moeilijke levensperiode en we konden hier ronduit met mekaar over praten, wat verlossend werkte. Ik stond toen, in 1997, net op het punt om te vertrekken naar die eerste grote expeditie, naar Antarctica met Alain Hubert. Het was ook het jaar van de 100ste verjaardag van de Belgica én het was het weekend dat het poolschip Rakoviza in Antwerpen was. Ik moest er enkele présences verzorgen en interviews geven. ‘Ga je mee naar Antwerpen?’, vroeg ik aan Julie. Patat boem. (lacht) Gisteren waren we in Antwerpen en hebben we het parcours afgelegd van achttien jaar geleden. Toevallig, omdat ik in de buurt moest zijn voor een lezing op een congres voor Waste Management. Ruimtevaarder André Kuipers, de Frank De Winne van Nederland zeg maar, en de zoon van Jean-Jacques Cousteau waren ook aanwezig.”
Je latere vrouw en jij zaten bij jullie ontmoeting in een moeilijke levensperiode, zeg je. Hoezo?
Dansercoer: “Onze relaties waren behoorlijk wankel en wij hadden allebei het gevoel dat we ons potentieel niet helemaal aanspraken. Ik heb drie kinderen uit mijn vorig huwelijk, alle drie schatten met heel veel levensvreugde. Een maand nadat Alain Hubert me had gevraagd om mee te gaan op expeditie had ik Julie leren kennen. En kort nadien was ik 100 dagen weg, op het ijs, zonder welke verbinding dan ook. Tegenwoordig hebben we satellietverbinding, maar in die tijd was er niets. Na die 100 dagen belde ik vanop de wetenschappelijke basis naar huis. Julie had blijkbaar haar draai gevonden in België en veel tijd gespendeerd samen met de kinderen. Dat ene telefoontje, van een uurtje, heeft mij 300 of 400 euro gekost. Maar we hebben daar ons leven besproken. Het begin van een nieuwe start.”
Jouw belangstelling voor expedities is maar langzaam gegroeid. Het besef is pas gekomen tijdens bergbeklimmingen en skitrekkings, toen je ontdekte dat je heel goed functioneert in extreme koude. Heeft dat besef de doorslag gegeven?
Dansercoer: “Deels. Er waren eigenlijk twee bepalende zaken. Ten eerste besefte ik de terminale beperkingen van fysieke prestaties leveren die omwille van de leeftijd bergaf gaan. Ten tweede ben ik tijdens bergbeklimmingen, mountainbike tochten en zo meer ook in landen geweest waar meditatie en yoga belangrijk zijn. Daar leerde ik dat de grijze materie, onze hersenen, altijd kunnen groeien maar ook altijd belaagd worden. En dat het niet dezelfde curve vertegenwoordigd als de fysieke paraatheid. Een geest kan altijd rijker worden. Met genoeg oefening of terging kan je het tot het einde van je dagen volhouden.”
Het mentale overweegt op het fysieke?
Dansercoer: “Sowieso. Bij al die extreme sporten, en zeker bij poolreizen, is dat helemaal uit balans. Het fysieke is slechts voor maximum twintig procent verantwoordelijk voor de prestatie, al de rest zit in het hoofd. Het lichaam doet wat de geest zegt. En verder is er een deeltje geluk mee gemoeid.”
Je was Belgisch surfkampioen, triatleet en wereldkampioen hoogtemountainbiking. Maar dit had je sowieso maar tot je veertigste kunnen doen, terwijl je veel langer door kan gaan met de poolreizen, dat is wat je bedoelt?
Dansercoer: “Absoluut. Het daagde me ook uit. ‘Hoe ver kan ik gaan in het plaatsen van de kou, in het ombuigen van nostalgie en heimwee naar huis?’ Ik wou dat allemaal eens in een potje stoppen en zien hoe ik er mee kon omgaan. En beetje bij beetje word ik daar een expert in. (glimlacht) Als je veel wordt geconfronteerd met monotonie, is dat uiteindelijk een vriend. Als je regelmatig weg bent van huis, en je toch dat knagende gevoel hebt ‘ik ben hier weer mijn eigen ding aan het doen’ en ‘ik laat de kinderen achter’, kan je toch zorgen dat dit na een tijdje vervaagt. Je leert dat ook opvangen door iets anders in de schaal te leggen. Lukt dat niet, dan moet je meer beginnen communiceren, uitleggen waarom je het allemaal doet, schattenjachtjes organiseren voor de kinderen tijdens je afwezigheid. Die balans heb ik gaandeweg moeten zoeken.”
Hoe kom je er bij om je geest zo te willen uitmergelen?
Dansercoer: “Ik denk dat het een logisch gevolg is. Als je ambitieus blijft en de beperkingen inziet, moet je op zoek gaan naar een nieuwe bron van potentieel. Met ons bedrijf Polar Circles is het net dat wat we doen en meegeven aan de mensen. Een mooie zoektocht voor velen, die zodanig gewoon zijn aan die luxe en comfort. We zitten in een verzorgingsmaatschappij en moeten ons geen zorgen maken. Dat is een goed leven, hè? Maar het is niet genoeg. Als de uitdaging verdwijnt, verdwijnt ook de prik van de intensiteit. Hoe meer je hebt, hoe meer je gaat flatlinen en afvlakken.”
En afvlakken is misschien wel jouw grootste angst?
Dansercoer: “Waarschijnlijk wel, ja. Ik heb het graag onder nul. Een beetje dippen. Laat me maar eens goed afzien, eens goed op mijn bakkes krijgen. Als ik wat te veel westerling word, voel ik snel de drang om naar Mumbay of Conakry te gaan om daar goed te beseffen hoe geprivilegieerd we wel zijn in België. Ik geef wel toe dat ik heel ambitieus ben, ondanks het feit dat de natuur je altijd afstraft – nederigheid is één van je beste collega’s. Maar toch probeer ik om een entrepreneur pur sang te zijn, grenzen te verleggen, te pionieren.”
Hoeveel van de ‘Amerikaanse’ mentaliteit zit in jou?
Dansercoer: “Ik denk niet dat ik een geboren Amerikaan ben. Ik heb genoeg zin voor conservatieve beslissingen dat ik niet alleen vol risico wil leven. Met de Lotto spelen is niet voor mij weggelegd. (glimlacht) Dat stukje voorzichtigheid moét ik wel hebben. Anders stond ik hier niet met al mijn vingers en al mijn tenen omdat bevriezingen altijd om de hoek loeren. Ik heb genoeg momenten aan de rode lijn gestaan, niet alleen tijdens de poolexpedities. En je kan wel eens aan de andere kant van de rode lijn kijken, maar die voeten mogen niet volgen. Ik weet heel goed wat de limiet is.”
Vandaar ook dat enkele expedities niet gelukt zijn, omdat je het fysiek niet aankon of omdat het te risicovol was?
Dansercoer: “Correct.”
Je stopt waar anderen misschien zouden doorgaan?
Dansercoer: “Misschien wel. Ik heb ook altijd gekozen voor een duo-expeditie. Het zou anders liggen bij solo-expedities.”
Dat ga je nooit doen?
Dansercoer: “Dat ga ik nooit doen. Ik heb dat ook beloofd aan de mensen die mij dierbaar zijn. We hebben al een aantal mensen zien verdwijnen bij solo-expedities. (snel : ) Niet veel, hè. Want poolreizen op zich is eigenlijk zeer veilig. Als je het goed doet. Behalve voor onze twee Nederlandse vrienden die sinds april zijn verdwenen (twee Nederlandse poolreizigers die in het Canadese poolgebied op tocht waren en nooit teruggevonden zijn, red.). Onbegrijpelijk, ze waren met zijn tweeën. Ik kende hen zeer goed. We gaan binnenkort naar een herdenking van Coldfacts, de vzw die hun werk levendig houdt.”
Angst heb jij ook al gehad, onder meer toen je oog in oog stond met ijsberen. Hoe ga jij om met angst?
Dansercoer: “Het went voor een deeltje, het is een gezonde angst. Je moet op je hoede blijven, bijna animalistisch alert zijn. Ik zou het ook nooit aandurven om met het materiaal van de vorige expeditie gewoon naar de volgende te vertrekken. Nee, je moet alles opnieuw de revue laten passeren. Elk stukje wegen, en telkens opnieuw alles testen en verbeteren.”
Geeft het je geen kleine knauw als je hoort dat collega’s verongelukken of het leven laten?
Dansercoer: “Absoluut. Maar… (denkt na) Vanmorgen was ik op de begrafenis van een goeie vriendin. Ze kampte met een depressie en is uit het leven gestapt. Zo zie je maar, safe living en toch gestorven. Of: mensen die in hun auto stappen en overreden worden. De kosmos bepaalt ons leven. Maar je moet wel berekend, bestudeerd, conservatief zijn, en goed weten waar de limieten liggen. En dan rij je niet door het rood licht, hè?”
‘JIJ DOET HET, JIJ DURFT’
Je hebt naam en faam gemaakt vanaf 1998, sinds de expeditie met Alain Hubert. Hoe was het om plots bekend te worden?
Dansercoer: “Je moet die bekendheid natuurlijk voor een stuk relativeren. Ik heb dat eigenlijk niet zo goed beseft. Zoveel jaren later kan ik dat wel plaatsen. Die expeditie met een Vlaming en een Waal was zeer belangrijk voor de natie België. Ik was nog altijd steward, maar gaf niets anders dan voordrachten, soms drie of vier per week. Ik heb mijn job bij Sabena afgebouwd. Eerst driekwart gewerkt, later halftijds. En uiteindelijk hadden we al een aantal creatieve ideeën uitgewerkt om Polar Circles tot een bedrijfje om te dopen. Die overgang is zeer vlot gegaan.”
Je hebt dus langzaam afgebouwd, en dus niet meteen je job bij Sabena willen opgegeven?
Dansercoer: “Klopt. Ik heb wel ontslag genomen voor het faillissement. En dat was niet slim.” (lacht)
Had het geen succes geweest, dan was je nog steward geweest?
Dansercoer: “Waarschijnlijk, ja. Ik moet ook eerlijk toegeven dat Julie als partner die deuren heeft opengetrokken. In mijn vorig huwelijk was het geen optie om zo’n risico’s te nemen. Dan was ik zeker nog steward gebleven. Julie en ik hadden geen concrete toekomstplannen. Het was allemaal heel wild. Maar het is organisch gegroeid. En ik moest eigenlijk alleen maar doen wat ik graag deed. Dan werk je twee keer zo hard. En het resultaat is dat je plots goed wordt in je vak. Zo kan je ook ambitieuzer worden, geloofwaardigheid creëren, privésponsors in je huis uitnodigen. Maar het vuur moet wel vlammen.”
Kom je vaak mensen tegen die zeggen: ‘Jij hebt je dromen nagejaagd, jij durft tenminste’?
Dansercoer: “Ja, veel mensen. Sommigen zeggen het misschien uit zachte jaloezie. Anderen zeggen het gewoon heel objectief: ‘Jij doet het, jij durft’, waarna ze meewarrig het hoofd schudden. Dat kan ik dan niet goed lezen. Willen ze zeggen dat ze ook hun dromen zouden moeten najagen, of vinden ze dat ik ‘goed zot’ ben?”
Je vraagt niet door?
Dansercoer: “Nee. Ik wil ook niet te prekerig overkomen. Het is wel ons vak om dat verborgen potentieel naar boven te halen. Dus ik probeer hen wel de weg te tonen, waardoor er in hun hoofd misschien iets gaat klikken. Maar omdat mensen zo verschillend zijn, kan je dat ook niet presenteren als een tienpuntenplan. Je kan het niet boetseren en zeggen: ‘Voilà, hier is het heilig evangelie om net zo ambitieus te zijn als ik’.”
Je hebt vier kinderen. Hoe gaan zij om met jouw bestaan als poolreiziger?
Dansercoer: “De kinderen zijn er mee opgegroeid, hè. Als Julie en ik elkaar leerden kennen, waren de kinderen nog vrij jong. Thijs was 1,5 jaar, Evelien was 3 en Jasper nog geen 6. Op de één of andere manier moet je dat emotioneel gemis zien op te vangen. Eerst op een kinderlijke manier, later op een adolescente en tot slot op een volwassen manier.”
Heb je ooit gezegd ‘Papa vertrekt naar zijn werk?’
Dansercoer: “Nee, zeker niet op zo’n manier. Ik heb wel gezegd wat er mij begeesterde, waarom ik het zo super vond, en wat daar te zien en te horen was. ‘En waarom moet je dan zo lang weg?’, hebben ze wel eens gezegd. ‘Als je het niet meer tof vindt, moet je het ook vertellen,’ was mijn antwoord. Ik heb dit regelmatig gevraagd, en nooit te horen gekregen dat ze het niet leuk vonden.”
Anders…
Dansercoer: “Anders had ik het waarschijnlijk aangepast. Niét opgegeven. Want ik vind dat een foute keuze. Ouders worden al snel de martelaars van het systeem en zetten alles stop. Maar dan bewijs je geen dienst aan de kinderen. Dat is volledig fout.”
Maar wat zou je dan veranderd hebben, mochten je kinderen tegengeprutteld hebben?
Dansercoer: “Ik zou minder extreme en minder lange expedities gedaan hebben. Jasper is nu 24, Evelien 22 en Thijs 19. Robin, de dochter die Julie en ik samen hebben, is er 13. We hebben heel open gesprekken. Wat er boven blijft drijven, is respect. Ze kunnen er bijna niet bij en vinden het bijna ongelooflijk. Verder zijn ze hierdoor wel ergens emotioneel gesterkt. De afwezigheid weegt door en is niet leuk, maar ze hebben die emoties de baas kunnen blijven. Ook de mama heeft geholpen om dit te plaatsen. Er zijn nooit drama’s geweest. Die emoties zijn nooit gekoppeld geweest aan ‘jij bent een slechterik’of ‘jij bent de schuldige’. Het is dus eigenlijk voor een stuk het meegeven van educatieve waarden. Ik zou graag op school een les ‘Emoties’ zien, of ‘Het dagelijkse leven van een volwassene’, in plaats van Muzikale Opvoeding of zo.”
Eén en ander is natuurlijk geëvolueerd. Tijdens de eerste poolreizen had je totaal geen contact, de reizen nadien kon je wel gebruik maken van satellietverbindingen.
Dansercoer: “Correct. En ik ben blij met die technologische ontwikkelingen. Zo kan ik het mij veroorloven om zo lang weg te gaan en toch elke dag het contact te onderhouden. Ik neem ook mee beslissingen over zaken thuis, als dat moet.”
Anderzijds heb je ooit in een interview gezegd dat het net goed is om helemaal afgesloten te zijn van de wereld, en niets te weten. ‘Want ik ben toch zo ver weg, en kan toch niet ingrijpen.’
Dansercoer: “Dat is juist. We hebben wel enkele zeer strenge spelregels. Zodra er een sterfgeval is in de eerste lijn van de familie, kom ik terug of probeer ik terug te komen. Al de rest is geen reden om terug te komen.”
De geboorte van jullie dochter Robin heb je wel gemist.
Dansercoer: “Dat was inderdaad virtueel. Maar ik heb het wel integraal meegemaakt, via de satelliettelefoon.”
En daar heb je tot op vandaag geen spijt van?
Dansercoer: “Nee. Julie en ik hebben dit voor de geboorte heel sereen bekeken. En nu bespreken we de afwezigheden trouwens ook met Robin. Zij vindt het allemaal goed. Wij stonden als familie recht in onze schoenen. De pers heeft dat willen opkloppen als zijnde ‘de stouterik is weer weg’. Toen – in 2002 – ging het om een mislukte expeditie en tien dagen na de geboorte stond ik hier terug, heel blij om daar de nieuwe aanwinst in onze familie in de armen te mogen nemen.”
Klopt. Je was aan het wachten om geëvacueerd te worden, op het ogenblik dat de geboorte van je dochter zich aandiende. Op dat moment was de expeditie al voorbij. Maakt het dat dan toch niet een béétje jammer?
Dansercoer: “Nee, helemaal niet.”
Het was het waard?
Dansercoer: “Inderdaad. Alles wat buiten je wil niet kan, kan niet hè.”
DE NATUUR OP HAAR AGRESSIEFST
Kan je in enkele bewoordingen, en maak de mensen maar wat dromerig, vertellen wat poolreizen zo mooi maakt?
Dansercoer: “De confrontatie met de natuur op haar agressiefst. Het feit dat er geen mensen wonen, illustreert dat het er niet gemaakt is voor de mens. Je kunt er ook niet overleven, want er is geen voedingsbodem. Ik erken ook heel makkelijk dat wat ik doe niet realistisch is. Het is virtueel en artificieel. Ik zie me daar ook maar met een slede vol voeding een lijntje traceren. En als ik er binnen die 100 dagen niet geraak, sta ik nergens, en moet ik toch weer naar huis. Je kan er niet overleven, je hoort daar niet thuis. Het is een passage, en ik denk wel dat we mogen claimen dat die ongemerkt voorbijgaat. Wij investeren onze carrière in het beperken van het gewicht. Alle labels gaan bijvoorbeeld uit de kledij. We dokteren alles zo minimalistisch uit dat we praktisch geen afval hebben. Zes gram per dag per persoon. Dit, maal 100 dagen, is het gewicht van twee pinten. Het is ook een case study voor afvalvermindering.”
Het zou ook niet stroken met jouw milieuwaarden.
Dansercoer: “Zeker niet. Bring it in, take it out. Go places, leave no traces. Ik verkondig dat in mijn lezingen, maar ook aan mijn kinderen. Eerlijk duurt het langst. We hebben altijd onze diensten aangeboden aan de wetenschappers, aan de instituten. Wij zijn de veldwerkers, de dataloggers, de mensen die putten graven. Let wel, we doen alles met geld van privésponsors, dus geen geld van de wetenschap, liefst ook geen centen van de staat. Want dat beperkt de vrijheid.”
Was de eerste expeditie, die in ’98 naar Antarctica, de mooiste?
Dansercoer: “Goh… Ik herinner me er in ieder geval het meeste van, omdat het zoveel betekent heeft. Maar ik denk dat mijn allereerste zware confrontatie met intense kou, in Groenland in ’93, mijn ogen wijd heeft opengetrokken. Ik was onvoorbereid. Bij enkele bergbeklimmers had ik kledij gezocht. Maar dat was helemaal niet afdoende. Het was putje winter, -40, ik had een slechte slaapzak. Ik heb gewoon kou geleden van begin tot eind. Maar warmte ligt me niet. Ik weet niet of ik ooit door de woestijn ga trekken, zoals velen mij al hebben gesuggereerd. Steek mij in de warmte en ik word heel lui en heb nog weinig energie. Liever in een tentje bij -40 graden.”
Als je in een tentje zit, zoek je naar afleidingsmanoeuvres. Muziek is daar één van. Welke nummers liggen dan op?
Dansercoer: “Dat kan simpele pop of rock zijn, maar ook klassieke muziek, soms ook eens funk of jazz.”
Hangt het niet van je gemoed af?
Dansercoer: “Zeker wel. Als ik een dip heb, moet het iets steviger zijn. Op dat moment violen opleggen is geen goed idee, want dan ben ik er twee dagen niet goed van. Ik ben wel vaker eens down. Elke expeditie wordt het mij geserveerd. Soms tot twee of drie keer per expeditie, vaak door extreme vermoeidheid en uitputting. In het begin wist ik niet wat daar mee te doen en was ik onderhevig aan die emoties. Maar intussen heb ik geleerd om me te laten gaan. Ik laat me dan eens goed glijden, waarna het anticiperen van de up hill kan beginnen. Je kan niet tegen die emoties als schuldgevoel en nostalgie op. Het overkomt je. Dus zeg ik aan de collega: ‘Ik neem een dagje vakantie.’ Dan slaap ik eens goed uit, eet ik eens goed, luister ik naar een muziekje. Meestal duurt dat geen ganse dag, want dan begint het schuldgevoel van de ambitie op te spelen. Tegen de middag zijn we opnieuw vertrokken. En op het einde van de dag hebben we even veel kilometers afgelegd als mocht ik uit mijn bed zijn geklommen en meteen de dag gestart zijn.”
En de momenten van euforie?
Dansercoer: “Die zijn er ook. En ook die komen soms op de meest ongepaste momenten. Bijvoorbeeld als ik mijn groot gelukbesef aanschouw. Of als we goed gepresteerd hebben. Of bij momenten van viering. Een extra stukje chocolade, of een heel klein beetje alcohol die we in diarolletjes meenemen. Je moet absoluut tussentijdse doelstellingen hebben in die enorme afstand.”
Het is of was altijd meer, en verder, en langer. Heb je nooit schrik dat het nooit extreem genoeg is?
Dansercoer: “Het is geen compulsieve ambitie. Want dan is er iets dat je oncontroleerbaar naar nieuwe hoogtes stuwt. Nee, dat groeien heb ik me zelf opgelegd. Door studie en analyse, door het maken van nieuwe prototypes van kites, is ambitie plots geen onhaalbaar punt. Je groeit mee met wat je doet, en dan kan je die lat vrij gezond en conservatief op een nieuwe hoogte leggen.”
De meeste mensen die lange tijd uit België waren, hebben moeite om terug te keren. Wat houdt jou hier?
Dansercoer: “Julie en ik hebben het grote privilege – het is natuurlijk deels ook een eigen keuze – om altijd te reizen. Wij komen en gaan heel vaak. Dat helpt. Zoals een regelmatige onderdompeling in wat je doet: dan beur je op, en kan je weer de moeilijkheid aan. Wij gaan ook heel veel naar de States, waar Julie haar roots heeft. Ik zie ons alleen maar verder heen en weer pendelen.”
Met België als uitvalsbasis?
Dansercoer: “Dit is inderdaad onze hub.”
En definitief naar Amerika trekken, zit er niet in?
Dansercoer: “Dat denk ik niet. Wij hebben hier onze vrienden, familie en kinderen. België heeft ook zijn vele voordelen en goede kanten: de cultuur, de gastronomie, het fijnere. Alles waar ik mee opgegroeid ben. Ik bén een Belg. Dat zit dieper dan je denkt.”
In welke mate ben jij bezig met de geschiedenis?
Dansercoer: “Ik heb daar een dubbel gevoel bij. Je moet leren uit de geschiedenis. Wat er allemaal gebeurd is, onder andere op het vlak van ontdekkingen, is ongelooflijk. Anderzijds is het voorbij. En wat voorbij is, is voorbij. Maar het heeft ons gebracht op een punt waar we nu staan, dànkzij het verleden. En dus moet je er met respect naar kijken. Er is niets fout om Alain de Gerlache met zijn Belgica nog maar eens de revue te laten passeren. Het is en blijft het begin van België en de traditie voor poolgeschiedenis en poolwetenschap. In België valt geen vlok sneeuw, hè? Mocht het nu nog om Noorwegen, Canada of Alaska gaan… ”
En leg je het ook zo uit aan buitenlanders?
Dansercoer: “Ja hoor. En ik ben dringend op zoek naar opvolgers. Wie gaat dit soort zaken binnenkort doen?”
Eén van jouw zonen?
Dansercoer: “Misschien. Maar ik ben er niet zo zeker van. Sam Deltour, met wie ik in 2012 naar de Zuidpool ben getrokken, was mijn gedoodverfde opvolger (Dansercoer en Deltour vestigden het wereldrecord voor de langste, autonome expeditie op Antarctica, namelijk 5013 km in 73 dagen, red.). Tijdens de expeditie heeft Sam zichzelf bevraagd. Uiteindelijk heeft hij besloten om het niet te doen. Hij is nu co-assistent psychiatrie aan de KUL. In België zijn er momenteel naar schatting zo’n twintig poolreizigers. Zij kennen er waarschijnlijk bijna evenveel van als ik. Maar je moet er je leven aan wijden, er dag in dag uit mee bezig zijn. Er is een groot verschil tussen de hobbyisten en de professionals. Zoals bij topsport is het net dat klein verschil dat je tot grote sportman maakt of de zone er net onder.”
Ben je ook bezig met geschiedenis schrijven en met jouw plek in de poolgeschiedenis?
Dansercoer: “Dat doen andere mensen voor mij. (lacht) Bij momenten van reflectie denk ik wel eens: ‘Wat doen al die boeken die ik geschreven heb op de plank? En wat betekent dat?’ Over 100 jaar ben ik er niet meer. Zijn die boeken dan het schrijven van een nalatenschap? Dat is goed, denk ik. Als iedereen een stukje legaat zou nalaten dat hij kan presenteren, wil dat zeggen dat hij of zij het uiterste en beste uit zichzelf heeft gehaald.”
Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven?
Dansercoer: “Passion burns.”
Foto’s door Kristof Claeys (Cheese Photography).