MIGUEL_INTERVISTA_001

Gemiddelde leestijd: 14 min

Bouwgrond had hij al lang. Maar om er zijn droomhuis op te bouwen, heeft hij naar eigen zeggen gewacht op de juiste vrouw, Free Souffriau. In de liefde zou je Miguel Wiels dus een laatbloeier kunnen noemen. Professioneel wist hij al op zijn 8ste wat hij wilde worden: muzikant. Als 10-jarige stond hij voor het eerst op een podium. Honderden optredens en 200 K3-liedjes later moet Wiels niet meer om den brode werken. “Het relativeren van de job is er pas gekomen door privé helemaal op mijn poten te vallen en vader te worden.”

Componist, schrijver, muzikant, tv-figuur: Miguel Wiels is professioneel geworden wat hij als jongetje al voor ogen had. Zijn carrière samenvatten in één zin is onbegonnen werk. Hij toert momenteel met Paul De Leeuw. Samen met Peter Van de Veire bedacht hij het concept Café Flamand, een meezingshow rond Vlaamse hits. Hij is uiteraard ook de man van Free ‘Mega Mindy’ Souffriau, met wie hij twee kinderen heeft, een zoontje Wolf en een dochter Lola. Maar natuurlijk is Miguel Wiels ook die hitmachine. Single na single, cd na cd, levert hij liedjes voor Studio 100. De single ‘Heyah mama’ veranderde niet alleen het leven van de meisjes van K3, maar ook dat van Wiels.

Miguel Wiels: “Op de één of andere manier moet alles in elkaar passen. ‘Heyah mama’ was een nummer dat al drie jaar in mijn kast lag. Ik shopte met dat liedje en heb het aan verschillende mensen opgestuurd. Maar niemand wou het zingen. Aan wie ik het heb opgestuurd? Maakt niet uit. Ik ga dat nooit vertellen. (lacht) Maar ik begrijp het wel. Want bij die zangeres of bij dat groepje was het misschien geen hit geworden. Ik heb nooit gedacht: ‘Je had het maar moeten doen, want dan had jij die hit gehad’.”

K3 was oorspronkelijk bedoeld als een meisjesband. Wanneer is de switch ontstaan om er een groep van te maken dat kinderliedjes brengt?
Wiels:
“Na de Eurosong-aflevering zijn we down naar huis gereden. K3 had vals gezongen en er was die kritiek van jurylid Marcel Vanthilt. Niels William (William Vaesen, de oprichter van K3, red.) en ik dachten dat het gedaan was met ons groepje. Een week later komt hij met een grote fles champagne. ‘Het is aan het ontploffen! We kunnen de bestellingen niet bijhouden.’ We hebben die zomer uiteindelijk 100.000 singles verkocht. De hele zomer lang hebben we gezweefd. Ik heb nadien nooit meer dat gevoel gehad. Ook al heb ik met ’10.000 luchtballonnen’ nu ook weer een dikke hit gescoord. Die zomer van ’99 was iederéén ‘Heyah mama’ aan het zingen. Op een dag stonden we buiten aan de studio in Sint-Amandsberg. En een paar honderd meter verder is er een lagere school. Honderden kinderen samen zongen buiten op de speelplaats ons refrein van ‘Heyah mama’. ‘Bij een volgend liedje moeten we toch misschien weer eens doen met dat taaltje,’ zeiden we bijna in koor. ‘Want blijkbaar is dat iets wat kinderen leuk vinden.’ Hij heeft toen ook het uitzicht van de groep wat braver gemaakt. Als je naar die eerste hoes kijkt van ‘Heyah mama’: dat zijn drie geile wijven, hot chicks. Dat klopte helemaal niet. Ook de tekst: dat gaat over seks, hè. ‘Yeke yeke’ was opnieuw in een broebeltaaltje, maar dit keer was alles braver. Sindsdien bedienen we kinderen, maar is er voor volwassenen ook een dubbele bodem in de teksten.”

Is dat zoals kinderen en volwassenen die elk op hun manier een strip lezen?
Wiels:
“Ja, zo kan je het inderdaad wel stellen. Op enkele uitzonderingen na hebben we nooit kiddy dingen geschreven. 98 procent van onze liedjes kunnen door volwassenen gezongen worden. Altijd met die dubbele bodem. Voor iemand met een dirty mind of een goede verstaander zit er altijd wel iets leuks in. Maar het zal nooit aanstootgevend zijn voor kinderen. Dat is de grote verdienste van tekstschrijver Alain Vande Putte. Ik heb zelf twee kinderen. Wel, er is geen enkele K3-tekst die mijn kind niet mag zingen. En ik ga er prat op dat dit bij andere ouders ook zo is. Tot onze frustratie begon K3 de laatste jaren te vernauwen tot een project voor kinderen. Dat was althans de perceptie in de media. De radio draaide onze muziek bijvoorbeeld niet vaak meer. Ook al vond iedereen het stiekem wel tof. Dankzij het tv-programma ‘K3 zoekt K3’ was het ineens weer cool om K3 leuk te vinden. Het repertoire begon weer een volwassen leven te leiden. Wij wisten al langer: het is ook voor jullie bedoeld, niet alleen voor kinderen. Dat deed ons gigantisch deugd. Ik kreeg er echt een kick van.”

Ik las onlangs iemand die lyrisch deed over een zinnetje uit ‘10.000 luchtballonnen’.
Wiels:
(enthousiast) ’10.000 jaren oorlog zonder dat ooit iemand won’. Toen Alain hier mee af kwam, heb ik hem op de mond gekust, denk ik. Meteen voelde ik de genialiteit van die zin. Het idee van ‘10.000 luchtballonnen’ hadden we al toen we het liedje maakten. Het is gebaseerd op het idee van ‘99 Luftballons’. Weliswaar met een andere boodschap. Want dat nummer van Nena schetst een donker verhaal: de wereld vergaat aan de oorlog, en pas op het einde laat 1 kind een ballon op en is er een sprankeltje hoop. Alle andere ballonnen worden meteen door gevechtsvliegtuigen neergehaald. Wij wilden een vredesboodschap brengen, de hoop uitdragen door ballonnen op te laten, maar niet op een belegen manier. Het is begonnen met ‘duizenden luchtballonnen’ (zingt de melodie er bij, red.) en bij de vijfde versie of zo is het ’10.000 luchtballonnen’ geworden.”

Hoe goed kan jij zingen?
Wiels:
“Ik kan helemààl niet zingen. Maar ik heb ook geen schrik om te zingen. Ik durf mezelf belachelijk te maken in de studio of aan de piano. Maar ik heb geen goeie zangstem.”

En vind je dat erg?
Wiels:
“Nee. Ik heb eigenlijk altijd geweten dat ik geen zanger was. Wat je niet hebt, kan je niet missen.”

Hoe goed is het contract van de meisjes van K3?
Wiels:
“Geen flauw idee. Ik maak de contracten niet, die zitten bij Studio 100. Ik ben alleen maar leverancier voor Studio 100. Natuurlijk smullen de media hier van. Ze gaan er ten eerste al van uit dat het een slecht contract is. En ten tweede, zodra er wat rook zou kunnen zijn, wordt het vaak breed uitgesmeerd. Het zal wel zo zijn dat ze nog niet zo veel verdienen als Karen, Kristel en Josje. Maar dat hoeft ook niet. Studio 100 weet heel goed waar het mee bezig is. Als je niet zorgt dat die meisjes tevreden zijn, is het afgelopen, nog voor het begonnen is.”

Geef je Klaasje, Marthe en Hanne op de één of andere manier raad, ook gezien wat jij op jonge leeftijd als muzikant hebt meegemaakt?
Wiels:
“Ja. Sommigen vragen mij wel raad. Ik geef er op een vaderlijke manier feedback over. Het gaat dan vooral over ‘ik begrijp niet wat daar in staat’. Dan is mijn antwoord: ‘Misschien moet je dat niet door mij laten lezen, maar door een jurist of een advocaat. Dat is geen schande. En zeg aan Studio 100 dat je dit gaat doen. Dat je het dus niet achter hun rug doet. Anders blijf je met vragen zitten en zet je een handtekening onder iets wat voor jullie niet duidelijk is’.”

Kennen ze jouw geschiedenis eigenlijk?
Wiels:
“Ja. Eerst had ik bewust een zeer afstandelijke band, toen de wedstrijd ‘K3 zoekt K3’ nog liep. Als jurylid heb ik 100 kandidaten bij mij aan de piano gehad. Nadien moest dat plots 180 graden draaien. Dat zeg ik hen ook: ‘Als je naar mijn huis komt en in de studio, zijn jullie K3 voor de rest van jullie leven, of voor een bepaalde periode, whatever. Maar voel je hier thuis, doe je schoenen uit, spring in het zwembad, ga beneden in de zetel tv kijken.’ Ze hebben dat ook ter harte genomen en zich thuis gevoeld. In zoverre dat Klaasje hier dagenlang is blijven slapen. Zeker in die beginperiode, anders was ze toch maar eenzaam op een hotelkamer. En dus zat ze in haar pyjama mee aan de ontbijttafel met ons. Zo leer je vlug een vertrouwde band kweken. En nu worden dat vriendinnen.”

MIGUEL_INTERVISTA_007

KINDSTERRETJE

Jouw carrière begon al erg vroeg, op de markt in Sint-Amandsberg.
Wiels:
“Klopt. De 9 mei-markt in Sint-Amandsberg. 10 jaar was ik toen, een snotneus. Daar is het inderdaad allemaal begonnen. Ik ben op de markt terecht gekomen door een soort vriendjespolitiek. Mijn grootvader zat er in het organiserend comité. Op 9 jaar was ik begonnen met muziek spelen. Eerst orgellessen achteraan in de muziekwinkel, daarna trok ik naar de muziekschool waar ik technisch goed leerde spelen. Dat ging als een speer vooruit. Na een paar maanden kon ik al een repertoire bijeen spelen. Liedjes die ik kende van de radio kon ik ook naspelen. Dat ging niet onopgemerkt voorbij. Vrienden van mijn grootvader hoorden hem zeggen: ‘Mijn kleinzoon speelt zeer goed’. Toen zijn ze met het comité bij ons thuis komen luisteren. Ik zie ze daar nog altijd zitten, als 10-jarige voor de middenstand van Sint-Amandsberg. Uiteindelijk heb ik op zaterdag- en zondagmiddag gespeeld op die 9 mei-markt. Het begin van een traditie, want ik heb er 15 jaar lang opgetreden.”

Geen zenuwen gehad, als 10-jarige, voor dat optreden?
Wiels:
“Nee. Ik ben eigenlijk gezegend met het feit dat ik in mijn leven bitter weinig zenuwen heb gehad. Ik maak me bijna nooit zenuwachtig vlak voor een optreden. En dat was toen ook al. Met die optredens verdiende ik telkens 5.000 Belgische frank. Indertijd was dat best veel geld. Voor ik het wist, kwamen anderen me vragen ‘Wil je ook bij ons op een feestje optreden?’ De mensen vonden dat geweldig, zo’n manneke van 10 jaar dat de muzikale animatie verzorgde. Ineens was het vertrokken. Het eerste jaar speelde ik al op 5 à 10 feestjes. En elk jaar vermeerderde dat aantal. Op 16 jaar speelde ik al jaarlijks 100 keer, ook in hotels en restaurants.”

Welke liedjes speelde je toen?
Wiels:
“Populaire deuntjes. Van Frank Sinatra en Will Tura tot James Last en Richard Clayderman. Ik ben blij dat ik altijd een zeer breed repertoire gehad heb. Dat is ontstaan uit die periode. Ik ben bijlange geen Jef Neve of zo. Maar als ik al een sterkte heb als muzikant, is het dat ik vrijwel alle songs ken. Van Charles Aznavour tot Spice Girls. Hiermee ben ik vrij uniek. Het tv-programma ‘De Notenclub’ zocht destijds een pianist met mijn profiel. Door dat programma is mijn tv-carrière in een stroomversnelling gekomen.”

Wanneer besefte je precies dat je talent had?
Wiels:
“Nog voor ik goed en wel begonnen was. Ik wist meteen dat ik er goed in was. En ik wist meteen: dit is mijn roeping, dit wordt mijn job. Zoals een ander kind van 8 of 9 jaar brandweerman of piloot wil worden, wilde ik muzikant worden. Maar niet zomaar een muzikant. Eén zoals Tars Lootens of Eric Melaerts. Naar hen keek ik heel erg op. Zij floreerden in die tijd op de televisie. Eric Melaerts zag ik bij de LSP-band, bij Soulsister, in panels op tv, hij schreef songs. Datzelfde zag ik bij Tars Lootens. Hij was de pianist van Johan Verminnen, maar hij deed zoveel meer. Het zeer brede, multifunctionele aan die muzikanten, dat wilde ik als 8-jarige zijn. Een gast die zijn liedjes schrijft, op tv komt, optreedt, begeleiding doet, eigen cd’s maakt. En ik ben ook tot op de laatste cent geworden waar ik van droomde. Ik voel mezelf de opvolger van die mannen. Misschien niet met dezelfde kwaliteiten. Maar ik heb hun plaats ingenomen. Ik schrijf muziek voor K3 maar heb ook eigen cd’s uitgebracht. Ik heb met mijn vrouw aan een Ann Christy repertoire gewerkt, ik kom op tv, ik ben sidekick van Paul De Leeuw en van Peter Van de Veire. Al die dingen door elkaar, en allemaal samen.”

Zou je jezelf een soort kindsterretje kunnen noemen?
Wiels:
“Ja. Dat was eigenlijk wel zo. Als je op 16 jaar al op tv komt, is dat niet zo normaal. Maar het was dan weer niet zo indrukwekkend of opvallend in de media dat het mij in mijn latere leven gedwarsboomd heeft. Ik moet het niet zoals Sylvie Melodie of Danny De Munck voor de rest van mijn dagen meeslepen. Overal kan ik de cruciale momenten in mijn carrière duiden. In 1998 heb ik meegedaan aan de Nederlandse talentenjacht ‘Parade der besten’, een soort Belgium’s got talent’ maar dan ouderwetser. Ik was 16 jaar en won die wedstrijd. Meteen nadien kreeg ik een telefoon van Walter Capiau. Hij wou mijn management doen en mijn eerste plaat uitbrengen. Capiau, een passant, die eigenlijk in de rest van mijn carrière geen rol heeft gespeeld. Hij heeft mij trouwens wat juridische problemen bezorgd.”

Hoezo?
Wiels:
“Hij en zijn vennoot wilden van mij een klassieke, romantische succespianist maken, genre Richard Clayderman. Ik dacht toen dat dit iets voor mij zou zijn. Maar het bleek al snel dat ik meer en breder wou gaan dan dat. Als ik al één vergissing begaan heb in mijn leven, is het dit. Ik had bij Capiau als 17-jarige nogal zware contracten getekend en daar geraakte ik niet makkelijk van af. Maar het is niet zo dat ze het mij geweldig moeilijk gemaakt hebben. Zij dachten oprecht dat ze voor mij veel hadden gedaan en veel centen hadden geïnvesteerd. Dat ik er mee ophield, moet voor hen een enorme teleurstelling geweest zijn. Ze waren nogal pissed. Maar het is niet dat we met getrokken messen voor de rechter gestaan hebben. Op een bepaald moment hebben Capiau en zijn vennoot ootmoedig gezegd: ‘Kom, we verscheuren hier alles. And that’s it.’ Maar het is altijd wel een beetje blijven nazinderen. Ik kom Walter Capiau sindsdien nooit meer tegen. Via hem leerde ik wel Frank Dingenen kennen, toen ook één van dé grote tenoren bij vtm. Hij had net een hit gehad met Niels William: ‘Dat goed gevoel’. ‘Frank, als je een tekst hebt, mag ik dan eens proberen om er muziek op te spelen?’, vroeg ik hem. Hij was op de één of andere manier wel gecharmeerd door die 17-jarige. Een tijdje later kreeg ik een fax met 3 à 4 teksten. Eén daarvan was ‘Samen in de file’. Dat werd dan mijn eerste hit, op mijn 18de. Niels William is nadien mijn boezemvriend geworden. En hij was de schakel naar K3, de groep die hij in 1999 heeft opgericht. ‘Ik wil iets doen à la Spice Girls’, vertelde hij. ‘Dat wordt iets leuk’, dacht ik. Maar zoals alle fantastische dingen die zo groot worden, besef je het niet op dat moment.”

Waarom is K3 zo groot geworden?
Wiels:
“’Heyah mama’ was een geweldig goed liedje. Ook al heb ik het zelf geschreven. Van de 200 nummers die al geschreven heb, ben ik op dit nummer het meest trots. Nog altijd krijg ik de grootste kick als we ‘Heyay mama’ spelen. Het waren ook de juiste meisjes. En er was Eurosong, met de commentaar van jurylid Marcel Vanthilt en de reactie hierop van de meisjes, en nadien de reactie van de media. Het klimaat was er ook naar: een goede zomer in ’99. Alles zat ineens juist om door het plafond te gaan met dat project. Alle ingrediënten waren er. Had het een jaar vroeger geweest, of had één van de meisjes iemand anders geweest, of was het misschien een andere song geweest, was het nooit geworden wat het nu is.”

MIGUEL_INTERVISTA_012

MEGA MINDY

Jij bent bekend, je vrouw Free Souffriau is bekend. Hoe moeilijk is het om de boekjes buiten te houden?
Wiels:
“Mijn antwoord zal je verrassen, maar dat is zeer makkelijk. Consequent zijn is enorm belangrijk. Zodra Free Mega Mindy is geworden, ze ineens gebombardeerd werd tot dé lieveling van Vlaanderen, en ik populaire dingen deed op tv, waren we een hot koppel. Toen Free zwanger was, werden we overstelpt met vragen voor interviews.”

Jullie hebben de zwangerschap ook aangekondigd op het podium van de Gentse Feesten.
Wiels:
“De tweede zwangerschap, inderdaad. De eerste zwangerschap is door TV Familie naar buiten gebracht. We weten nog altijd niet hoe zij het wisten. Zelfs onze familie wist het nog niet. Eigenlijk wilden we het zo lang mogelijk geheim houden. Op die één keer na waar het mislukt is, vind ik het vrij gemakkelijk om de pers af te houden, omdat we het altijd zeer consequent gedaan hebben. We hebben ook nooit de positieve dingen breed uitgesmeerd in de boekjes. Als je dan iedereen binnen laat, moet je er ook tegen kunnen als je bijvoorbeeld uit elkaar gaat en ze hierover schrijven. Ik maak me sterk dat als Free en ik uit elkaar gaan – maar dat zal niet gebeuren – we niet de baggerpers over ons zullen krijgen. Ze zullen er natuurlijk wel over schrijven. Ik begrijp dat dit nieuwswaarde heeft. Maar het zal geen bagger zijn. Die eerste zwangerschap verzwijgen is dus niet gelukt. Bij ‘K3 zoekt K3’ is het wel gelukt. Al vier maanden wisten we wat er op het spel stond. De oude K3 zou stoppen, we gingen op zoek naar de nieuwe K3. Alleen een handvol key people was op de hoogte. En het verwondert me nog altijd dat het nooit uitgelekt is.”

Je vrouw is ooit zwaar ziek geweest. Hoe was die periode?
Wiels:
“Heftig. We waren drie maanden samen en ineens had ze kanker. Het meisje waar je bijna puberaal verliefd op bent, verliest plots al haar schoonheid en is 1 jaar immobiel, vastgekluisterd aan een ziekenhuisbed. Dat was hard, maar tegelijk ook wel enorm bindend. We beseften dat onze relatie voor het leven was. We zijn elkaars beste vrienden, weten wat we aan elkaar hebben, kennen elkaars kleine kantjes. In die periode werden we gedwongen om al veel dichter naar elkaar toe te groeien dan elk ander koppel dat elkaar gaandeweg ontdekt.”

Vreest ze om ooit te hervallen?
Wiels:
“Nee. Ook niet toen ze ziek was. Meteen was ze zeker van haar stuk: ‘Het gaat voorbij en ik kom hier sterker uit.’ Het is echt een heel sterke vrouw. Ze is er ook van overtuigd dat ze is genezen precies omwille van die wilskracht. Ikzelf ben daar wat sceptischer over.”

Ben jij door haar ziekte veranderd?
Wiels:
“Ja. Maar eerder zonder dat ik het door had. Ik ben veranderd door Free te leren kennen, maar vooral door kinderen te krijgen. Hoe graag ik nog altijd muziek maak, toch is het minder belangrijk geworden. Het relativeren van de job is er pas gekomen door privé helemaal op mijn poten te vallen en vader te worden. Ik heb echt zo hard gewerkt tussen mijn 18de en 35ste. Meer en meer begin ik toch een levensgenieter te worden.”

MIGUEL_INTERVISTA_016

DROOMHUIS, DROOMLEVEN

“Ik ben altijd gezegend geweest met een vrij zakelijk instinct. De meeste muzikanten weten het te weinig te verzilveren en zijn administratief slordig, hoor je vaak. Dat is bij mij nooit het geval geweest. Het eerste geld dat ik verdiende, heb ik altijd verstandig geïnvesteerd. Ik heb mijn eerste huisje gekocht toen ik 18 jaar was. Ook met contracten heb ik het altijd slim aangepakt. Mijn ouders waren niet echt ondernemers. Mijn vader was autoverkoper en mijn moeder verpleegster. Ze waren al heel blij als ze rond kwamen en hun kinderen niets tekort hadden. Het was wel mijn vader die, toen hij mijn spaarrekening zag, mij aanspoorde: ‘Zou je geen huisje kopen? We zullen het dan samen renoveren.’ Mijn pa was een zeer handige.”

Je hebt veel geld. Wat doe je allemaal met die centen?
Wiels:
“Pas op, dat is allemaal relatief, hè. Ik ben geen Gert Verhulst, geen Marc Coucke.”

Klopt, maar als er lijstjes bekend gemaakt worden, sta jij er toch vaak tussen.
Wiels:
“Ik heb goed mijn boterham verdiend. Dat is wel waar. En ik probeer dat verstandig te investeren. Domme aankopen doe ik niet. Geen blitse sportkar of zo. Op een bepaald moment had ik een stuk grond gekocht hier in Beervelde, het dorp waar ik geboren ben. Ik ben uit deze straat nooit weggeraakt. Mijn wieg heeft gestaan op 300 meter van hier. Toen er in 2001 een stuk grond vrij kwam, dacht ik: ‘Misschien kan ik daar ooit mijn huis zetten. Maar ik ga wachten op de juiste vrouw.’ In 2007 heb ik met Free beslist om een huis te bouwen. Ik heb dus gewacht om mijn droomhuis te zetten tot de tijd rijp was. En toen we het gingen zetten, dacht ik wel: ‘Nu ga ik all the way’.”

Is het in die mate dat je zou kunnen rentenieren?
Wiels:
“Ik kan nog niet stoppen met werken. Maar ik zou het gerust wat kalmer aan kunnen doen. Het zorgt voor een bepaalde rust dat ik niet om den brode bepaalde dingen moet doen.”

Je bent vurig supporter van KAA Gent. Sport je zelf ook?
Wiels:
“Ja, ik speel zaalvoetbal. Niet evident, want ik speel elke week competitie tegen gasten die 20 jaar jonger zijn dan ik. Maar ik weiger in te binden. En het gaat nog goed. Mijn vader heeft gevoetbald tot hij 68 was.”

Is dat zaalvoetbal een uitlaatklep?
Wiels:
“Zeker. Als ik één hobby heb, is het voetbal. Zowel passief als actief. In de zomer nodig ik vrienden uit voor een wedstrijdje in onze tuin. En ik ben ook altijd blij als een klein kind als ik voor een vedettematch uitgenodigd word door Carl Huybrechts of Leo Van der Elst. Passief kijk ik altijd uit naar de matchen van KAA Gent, om samen met mijn vader in de tribune te zitten, een pintje te drinken en een sigaartje te roken.”

Als 8-jarige wist je al dat je later muzikant wilde zijn. Heb je er nooit aan gedacht om profvoetballer te worden?
Wiels:
“Ja. Ik was een goede voetballer als klein manneke. Ik ben nog gescout geweest en zat in Oost-Vlaamse selecties. Dat betekent toch dat ik boven de middelmaat uitsprong. Maar ik ben de focus verloren toen ik 18 jaar was. Door heel veel op te treden, niet paraat te verschijnen op training, en het lastig te hebben om die zaterdagwedstrijd te spelen. Daar heb ik het zelf wat laten verwateren. Ik denk dat ik een verstandige keuze gemaakt heb door niet voor een carrière als voetballer te gaan. Ik had talent, maar ik was wellicht net niet goed genoeg.”

Als je vol voor die voetbalcarrière zou gegaan zijn, had de muziek vaak op een lager pitje moeten staan.
Wiels:
“Dat had dan waarschijnlijk wel gemoeten, ja.”

En ik zie jou niet snel zonder muziek leven.
Wiels:
“Inderdaad. Hoewel ik wel denk dat ik in mijn nadagen toch zal stoppen met muziek. Ik ga niet tot mijn 80ste achter een piano zitten. Ik wil nog wel eens andere dingen doen in mijn leven. Misschien doe ik wel iets actief in de voetbalwereld, achter de schermen. Dat ambieer ik wel. Ik zie mezelf op een bepaalde dag zeggen: ‘En nu is het mooi geweest.’ Ik denk dat ik zonder muziek zou kunnen. Misschien ga ik nog wel studeren. Ik had eigenlijk altijd graag advocaat willen worden. Dat beroep interesseert mij gigantisch. Als ik met advocaten praat, hang ik aan hun lippen. Een fantastisch vak. Had ik het muzikale talent niet gehad, dan had ik waarschijnlijk rechten gevolgd en was ik advocaat geworden.”

Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven?
Wiels:
“’Life is beautiful.’ Het is een beetje een cliché, maar tot op vandaag heb ik nog geen greintje miserie gehad. Ik heb echt een fantastisch leven.”

MIGUEL_INTERVISTA_009

Foto’s door Kristof Claeys (Cheese Photography).

Pin It on Pinterest