Gemiddelde leestijd: 11 minuten

 

Marleen Temmerman is maar even in het land: dinsdag kwam ze aan in België vanuit Afrika, woensdag en donderdag moest ze in Genève zijn, en vrijdag en zaterdag is ze even thuis in Eksaarde (onder meer om dit interview te geven). Zondagochtend vertrekt ze alweer richting Nairobi, waar ze hoofd van het departement gynaecologie en verloskunde wordt aan de Aga Khan University. “Ik zou dit allemaal niet doen als ik niet rotsvast geloofde dat we nu in een betere wereld leven dan enkele jaren geleden.”

Doet dit kille, Belgische weer je niet terug verlangen naar Kenia?
Temmerman: ‘O, maar daar is het weer momenteel ook niet om over naar huis te schrijven hoor – killig en bewolkt, zeker op 1800 meter hoogte. Ik ben gewoon content dat ik vandaag, tussen alle afspraken en dit interview door, even thuis kan zijn. Fijn om familie en vrienden even terug te zien.’

Toen je in april vorig jaar stopte als directeur van het Departement voor Reproductieve Gezondheid en Onderzoek bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), zei je: “62 is voor mij geen leeftijd om met pensioen te gaan”. Hoe kijk je nu tegen die uitspraak aan, nu je sinds eind 2015 weer in Kenia zit?
Temmerman: ‘Het is wat dubbel: ik had gerust nog een paar jaar bij de WHO willen blijven, want 3 jaar is kort om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, maar anderzijds ben ik heel blij dat ik terug op het terrein ben en in Kenia een uitdagende job aangeboden kreeg.”

Je kreeg er een contract van vijf jaar. Ben je van plan die uit te doen?
Temmerman: ‘Jazeker. Ze denken daar ook niet in leeftijden. Zolang het werk goed gaat en iedereen tevreden is, doe ik verder. Dan is er zelfs een optie om het met nog eens vijf jaar te verlengen. Maar we zien wel, er kan altijd iets gebeuren dat je niet hebt voorzien.’

Maar zie je jezelf daar je oude dag doorbrengen? Of liever in België?
Temmerman: ‘Dat houdt me absoluut niet bezig. Ik woon zowel daar als hier graag. We zien wel; met ouder worden kan je meer zorg nodig hebben maar in beide landen is medische zorg en omkadering OK. Laat me zeggen dat mijn man en ik er nog niet over hebben nagedacht. Maar we nemen wel alle beslissingen samen, dat is al zo van in het begin.’

Je man zei ooit dat je een Duracell-konijn bent dat maar blijft doorgaan. Is dat nog altijd zo?
Temmerman: (lacht) ‘Hij zegt toch van wel. Tja, als ik ergens voor ga, dan smijt ik me er volledig in. Ik kan ook moeilijk nee zeggen tegen dingen die me interesseren: vrouwenproblematiek, gezondheidszorg, politiek … ’s Avonds gewoon in de zetel zitten en televisie kijken kan ik niet. Dan zit ik verwoed met twee vingers op mijn tablet te tokkelen – ik kan niet typen, moet je weten (lacht). Vanwaar die energie blijft komen? Vanuit mijn drie V’s: Verontwaardiging, Verwondering en Verantwoordelijkheid. Iets zien en er iets aan willen doen. Ik ben nu al een jaartje ouder, maar mijn boosheid om onrecht is nog altijd even groot als vroeger. Wat we nu meemaken met de migratiestromen en Fort Europa: ik kan daar niet bij. We hebben het hier zo goed, het is toch een kwestie van solidariteit met mensen die op de vlucht zijn voor oorlogsgeweld? Uiteraard brengt dat problemen met zich mee maar dan is het kwestie van humane oplossingen te bedenken in plaats van de grenzen te sluiten.
‘Vooral de mentaliteit van de happy few doet me pijn: als je al een huis en een auto hebt, waarom moet je dan nog steeds méér willen? Het is die steeds groter worden kloof tussen rijk en arm die mijn ergernis opwekt. Let op, niet alleen hier hoor: ook in Kenia zie je een kleine klasse van superrijken opkomen. Terwijl: een land dat het goed doet, is een land dat zijn middenklasse meeneemt in zijn ontwikkeling.’

 

 

Die verontwaardiging zit er al heel lang in: een pater toonde je als 6-jarige foto’s van zwarte kinderen op blote voeten, en je kreeg meteen een levenslange afkeer van armoede.
Temmerman: ‘Ik zie die man nog altijd voor mij, in zijn lange witte pij en op sandalen. En die kindjes hadden écht niets. Vervolgens riep hij om dingen met hem mee te geven, maar dat had ik verkeerd begrepen: ik dacht dat hij vroeg wie met hem meewilde om te gaan helpen. En ik mij meteen aanbieden. Toen ik thuis maar bleef zagen om met de pater mee te mogen naar Congo, pakte mijn moeder een laken en pyjama in en zei: ‘Allez, ga maar mee’. En daar stond ik dan, mijn eerste grote ontgoocheling in het geloof…ik mocht niet mee  (lacht). Ik ben toen ook naarstig zilverpapier beginnen sparen, maar wat ze daar mee deden, is me nog steeds een raadsel: ik heb in Afrika na al die jaren nooit dat zilverpapier gezien (lacht).’

Je ging in het middelbaar naar Onze-Lieve-Vrouw Ten Doorninstituut in Eeklo. Daar weigerde je in het gareel te lopen en wilde je zo snel mogelijk van die school.
Temmerman: ‘Een goede school hoor, maar ik was rebels en opstandig, en ik was vooral bezig met gelijke verdeling, eerlijke politiek, enzovoort. Er was echter niet veel ruimte voor rebellie en discussie in mijn studies Latijn-Grieks. Van school veranderen zat er niet in, dus ik op zoek naar alternatieven en zo kwam ik bij de middenjury terecht. Toen ik het daarover had op school wou plots de halve klas middenjury doen en werd het door de directie tegengewerkt. Ook mijn ouders vonden het maar niets. Dus ik in alle stilte de leerstof van de drie laatste jaar instuderen tijdens de poesis (5de jaar, red.), om onmiddellijk na het schooljaar naar Brussel te trekken voor de middenjury examens, waarbij ik slaagde en onmiddellijk naar de universiteit kon. Mijn ouders hebben het er niet gemakkelijk mee gehad hoor, met het feit dat ik altijd tegendraads was.’

Was verontwaardiging ook de reden waarom je voor geneeskunde als studie koos?
Temmerman: ‘Ja, omdat ik mensen wilde helpen, waar dan ook ter wereld. Ik heb er altijd een globale visie op nagehouden, ben altijd geïnteresseerd geweest in de wereldproblematiek, vandaar dat ik me ook nooit warm heb kunnen maken voor de Vlaamse zaak, die mijn vader heel genegen was. Daar zijn destijds harde woorden over gevallen thuis. Maar nooit echt ruzie hoor, het is niet dat we met borden gooiden of dat ik wegliep van huis. Maar mijn drie broers waren gewoon helemaal anders, en toen ik aan tafel ’s avonds weer begon over politiek of religie, zat het spel op de wagen – ook al omdat mijn vader graag discussieerde. En mijn moeder intussen weer met haar ogen draaien (lacht).’

Je vader wilde wel niet dat je geneeskunde ging studeren.
Temmerman: ‘Dat moet ik toch even nuanceren. Het is niet zozeer dat hij er tegen was, het was toen gewoon niet zo evident dat meisjes naar de universiteit gingen. Die deden eerder verpleging of regentaat. Dus zeven jaar geneeskunde gaan studeren? Dat lag niet gemakkelijk, ook al omdat erover gepraat zou worden in de buurt: ‘wat denken die wel?’ Meisjes die destijds naar de universiteit gingen, deden dat om nen doktoor op te doen, dat was toen de gedachte.’

Ook tijdens je studies toonde je engagement: je ging aan de slag in de achtergestelde wijken van Gent en leerde zelfs speciaal Turks.
Temmerman: ‘Altijd vanuit het idee: wat kan ik doen voor mensen die het moeilijker hebben?’

Maar verder specialiseren bleek op een bepaald moment lastig.
Temmerman: ‘Ik wilde me verder specialiseren in de gynaecologie. Maar ik vond geen plaats aan de – toen nog – Rijksuniversiteit Gent, waar een professor me letterlijk zei dat dit geen werk voor meisjes was. Te lastig, te veel nachtwerk, niet te combineren met een gezin….Uiteindelijk heb ik een plaats gevonden in Nederland waar ik mijn opleiding kon beginnen die ik dan afgemaakt heb aan de VUB.’

 

 

In 1975 vertrok je voor het eerst op stage naar Afrika. Liefde op het eerste gezicht, zei je daarover. Kan je verklaren hoe dat kwam? Omdat je daar de weidsheid vond uit je jeugd op de boerenbuiten?
Temmerman: ‘Het geheel. Het land, het klimaat, de mensen en hoe ze met je omgaan, het besef dat ik er heel veel kon doen … het  voelde meteen goed, en toen ik er wegging, wilde ik meteen terugkeren. Mensen zijn er ook altijd vriendelijk. Als je hier ’s ochtends de trein naar Brussel neemt: alleen maar zure gezichten. In Afrika zie je heel veel mensen op de weg die meer met elkaar praten, lachen en het leven nemen zoals het komt. Let op, ik kan mij daar ook aan ergeren hoor, want als je dingen wil veranderen, is dat natuurlijk niet de juiste ingesteldheid. Je moet de dingen ook zelf willen aanpakken. Ik weet nog goed hoe mijn vader toen eens op bezoek kwam, toen ik er al werkte. Helemaal geen Afrika-reiziger, een harde werker die verder het liefst van al in zijn tuin. Maar onze zoon Bram en dus zijn kleinzoon was net geboren. Dus kwam hij af, samen met mijn moeder. Toen hij zag hoe vuil het in bepaalde wijken en de materniteit was, zei hij: ‘Geef die mensen eens allemaal een emmer water en wat zeep, en het zou meteen al een stuk properder zijn’. En dat was de nagel op de kop natuurlijk.’

Naar Afrika gaan was letterlijk een kinderdroom van u. Weinig mensen slagen erin die waar te maken. Voelde je jezelf een zondagskind?
Temmerman: ‘Ja, maar anderzijds moet je het ook doen natuurlijk. Mijn moeder zei altijd: ‘Grijp naar de maan, zelfs al je mist heb je nog altijd een ster mee’. Ik ben een zondagskind, maar je moet ook je eigen kansen creëren.’

Na vijf jaar Afrika keerden jullie terug naar België.
Temmerman: ‘Ten eerste om hier onze zoon Bram op te voeden, en ten tweede om het besef dat vijf jaar weg zijn uit de gynaecologie in de Westerse wereld het risico op achterstand inhoudt.’

Je zoon had wel de smaak te pakken, want hij werd jaren later duikinstructeur in Naïrobi.
Temmerman: ‘Klopt, maar dat is intussen alweer lang geleden. Nu zit hij in ICT, en werkt hij zowel hier als daar. Laat ons zeggen dat we alle drie niet zo honkvast zijn (lacht). We hebben overal het gevoel: ‘dit is ons thuis’.’

Je hebt een mooie carrière als sp.a-senator achter de rug, met de oproep tot een seksdrooglegging als enige ‘uitschuiver’.
Temmerman: ‘Ja, grappig verhaal. Naar aanleiding van de aanslepende regeringsvorming werden destijds allerlei ludieke oproepen gedaan: geen frieten meer eten, de baard laten staan, enzovoort. Ik zat toen in Kenia, waar ze mij vertelden dat  bij hun lange regeringsvorming de vrouwen opriepen tot seksstaking tot er een regering kwam. En ook in het Oude Griekenland en in Columbia ten tijde van de drugsoorlog hadden mensen daartoe opgeroepen. Terug in België vertelde ik dat tegen een sp.a-collega op een nieuwjaarsreceptie, net op het moment dat er een journalist bij kwam staan. En de volgende dag stond dat er in de krant: ‘Senator roept op tot seksstaking’. En ik wist van niets! Maar het ergste was dat iedereen dat serieus nam, tot in het buitenland toe, en ik van overal vragen kreeg over de impact van een seksstaking (lacht) .’

Ook de rookstop hielp je invoeren.
Temmerman: ‘Dat was uiteraard een gezamenlijke inspanning via een wisselmeerderheid, maar inderdaad, daar ben ik trots op, net als op de vettaks, alhoewel die er nooit gekomen is, maar het was het begin hé. Ook op mijn buitenlands werk – ik was toen voorzitter van de Commissie Buitenlandse Zaken – ben ik nog steeds fier. We hebben toen heel veel thema’s op de politieke agenda gekregen. Zoals vrouwenbesnijdenis, moedersterfte … Onder meer door initiatieven als ‘Moedernacht’ in het parlement. Helaas heeft dat nooit het nieuws gehaald. Els jaar organiseerden we in het Parlement op donderdag, dag van de plenaire zittingen, een actie  de dag voor Moederdag om moedersterfte op de agenda te houden. Omdat er elke minuut een vrouw sterft in het kraambed, speelde een orkestje elke minuut een melodie en viel er zogezegd een parlementariër dood, op een Rode Kruis-draagberrie. Veel vrouwelijke parlementsleden deden mee, later ook mannen met Herman Decroo die als eerste ‘doodviel’ (lacht). De pers was daar, het sloeg aan. Maar opeens vloog daar de deur open van de Commissie Brussel-Halle-Vilvoorde – ze hadden weer eens een mijlpaal bereikt – en onze actie is nooit in de media gekomen. Kwestie van prioriteiten hé …’

 

 

Ik begrijp wel niet goed hoe je als doener zo betrokken raakte bij parlement en later de VN – dat zijn toch logge apparaten die bovendien leven van het compromis?
Temmerman: ‘Ja, maar dat is geleidelijk gegaan. Toen ik destijds terugkwam uit Kenia, ben ik eerst door Groen gevraagd, maar dan lokaal. Er waren hier veel problemen, onder meer met hangjongeren en migranten. Ik dacht: in plaats van erover te zagen zouden we er beter iets aan doen. Dus ik ben op het voorstel ingegaan. En vervolgens ben ik bij de sp.a terechtgekomen, met hetzelfde idee om vanuit de politiek dingen te veranderen. Hoeveel mensen klagen er niet over politiekers? Wel, ik doe het dan liever gewoon zelf als ik de kans krijg om mee te sturen. Maar ik bleef het wel twee dagen per week combineren met mijn job als gynaecologe in UZ Gent. Intussen had ik in Gent vanuit het niets en zonder middelen ook het International Centre for Reproductive Health (ICRH) opgericht, waar nu toch al wereldwijd 300 mensen voor werken en wat ik nog altijd als mijn grootste verwezenlijking beschouw. Dus ik bleef hoe dan ook in contact met het veld.’

En toen kwam in 2012 de vraag om aan de slag te gaan als directeur van het Departement voor Reproductieve Gezondheid en Onderzoek de Wereldgezondheidsorganisatie in Genève.
Temmerman: ‘Ik heb daar lang aan getwijfeld hoor. Log apparaat, veel bureaucratie … Maar het was de combinatie van volksgezondheid en vrouwenrechten die me erg aansprak. En het was het enige departement dat zich bezighield met kwesties als abortus, kindhuwelijken en geweld tegen vrouwen. Ze hadden iemand nodig die dat leidde, en een wetenschappelijk autoriteit was. En ik paste in dat profiel. Ik had ook niets te verliezen: stond het mij niet aan, dan was ik weg.’

Je bent toen heel furieus tegen de Kerk ingegaan, die zich verzette tegen de morning after-pil en IVF. En dat terwijl je zoon Bram ook een IVF-baby was, en je tot je 8e elke ochtend trouw naar de ochtendmis ging.
Temmerman: ‘Ik heb me altijd heel fel verzet tegen de bemoeienis van de Kerk met wat er in de slaapkamer gebeurt. Vroeger kwamen mensen aan huis om mensen te zeggen dat ze kinderen moesten maken of er geen mochten maken.  Waar haalt een instituut de pretentie vandaan om te zeggen wat mensen mogen of niet mogen? Op welk gebied dan ook? De vorige paus verkondigde ook dat condooms geen zekerheid bieden tegen HIV. Ten eerste klopte dat niet – ze zijn voor zeker 95 procent veilig – en ten tweede beseft hij niet wat voor impact zo’n uitspraak heeft. Dat heeft rechtstreekse gevolgen.’

De Aga Khan University is een islamitische universiteit. Lukt dat dan wel?
Temmerman: ‘Geen enkel probleem. Het is bij mijn weten de enige universiteit met die van Gent die als eerste punt in haar missie en visie ‘pluralisme’ heeft staan. En er werken inderdaad veel moslims, maar het bestuur is zo heterogeen als je maar kan denken: de hele wereld zit daar. In het dagdagelijkse werk ondervind ik dan ook niets van religie of dogma’s.’

Heeft Afrika je geleerd niet-materialistisch te zijn? Je hebt je afscheidspremie als senator van 132.000 euro integraal doorgestort aan het goede doel in Afrika, idem voor de opbrengst van jouw boeken, en je hecht weinig belang aan luxe. Zijn er materiële zaken waar je wél aan gehecht bent?
Temmerman: ‘Mijn iPad (lacht). Kijk, ik wil goed leven: een auto, een computer … Maar ik zie dat als gebruiksvoorwerpen. Mooie kleren en juwelen zeggen mij bijvoorbeeld niets, ik ben op dat vlak heel gemakkelijk (lacht). Sparen voor een tweede huis: word je daar echt gelukkiger van? Dan stort ik mijn geld liever aan een centrum in Afrika dat meisjes opvangt na een verkrachting. Daar zijn intussen al 6000 van die meisjes geholpen.’

De vluchtelingenstromen, vrouwensterfte en –besnijdenis die nog steeds bestaan … Heb je soms niet het gevoel dat je tegen de bierkaai vecht? Dat je de wereld niet beter zal achterlaten dan dat je hem hebt aangetroffen?
Temmerman: ‘Ik voel mij geen wereldverbeteraar, ik kies dingen waar ik iets aan kan doen, en dat doe ik dan ook. En ik zou dit werk niet doen als ik er niet rotsvast van overtuigd was dat we nu in een betere wereld leven dan enkele jaren geleden. Neem nu moedersterfte. Bestaat dat fenomeen nog? Ja, maar het is wel met de helft verminderd, net als kindersterfte. 20 jaar geleden gingen er 1600 vrouwen per dag dood aan de gevolgen van bevallen, nu 800. Dat zijn er nog steeds 800 teveel, maar we weten nu wat er moet gebeuren, we moeten alleen een versnelling hoger schakelen. En dat is niet evident in een samenleving die alleen aan zichzelf denkt.’

Heb je er een idee van hoeveel bevallingen je in jouw carrière hebt meegemaakt?
Temmerman: ‘Een kleine 20.000. Of ik me nog de eerste herinner? Nee, maar er zijn er wel die altijd zullen bijblijven, vooral wanneer er complicaties of angsten aan te pas kwamen, bijvoorbeeld omdat de eerste zwangerschap niet goed was afgelopen. Maar de meeste impact hebben toch de bevallingen gehad waarbij de vrouw het niet haalt. Dat cijfer ken ik exact: 72. Veel te veel natuurlijk, vooral als je weet dat de helft ervan jonge meisjes waren. Ik denk vooral aan dat ene meisje van 14, dat in Nairobi werd binnengebracht op een stootkar, een ‘ambulance’ – ik werkte toen in de materniteit in de sloppenwijk. Dat meisje moest bevallen, maar ze bewoog niet en maakte geen lawaai – heel verontrustend. Wat bleek? Ze was drie dagen in arbeid geweest, thuis, niet wetend waar naartoe, waardoor haar baarmoeder was gescheurd. Dan denk je: dat kan toch niet, zo onwaardig sterven. Zo’n gebeurtenissen vormen mijn drive om mensen te helpen en structuren te veranderen.’

In 2009 werd keelkanker bij je vastgesteld. Heb je toen niet gedacht: dit is veel te vroeg, ik moet nog zoveel doen?
Temmerman: ‘Ik was daar heel realistisch in, à la ‘we zien wel’. Maar dat was wel een klop van de hamer, zelfs al ben je dan zelf dokter. Ik ben er gelukkig doorgekomen, maar mijn stem blijft gehavend. Soms valt het mee, soms is het heel erg, zeker wanneer ik veel reis en met airconditioning in contact kom.’

Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven?
Temmerman: (denkt lang na) ‘Je kan me wel wat zien als een boegbeeld van de moderne vrouw: de eerste vrouw in de Benelux die professor gynaecologie werd, politica, IVF-moeder … Maar om daar nu mijn grafspreuk van te maken? Nee. Ik heb wel een spreuk waar ik nogal achter sta: if you want to go fast, go alone, if you want go far, go together. Werk met een team, dan zal je veel verder komen, dan creëer je prachtige dingen.’

En daarbij kan iedereen helpen; breng even een bezoek aan de website van het Fonds dat de Universiteit Gent gecreëerd heeft om het werk van Marleen Temmerman te ondersteunen: www.fondsmarleentemmerman.be

 

 

Foto’s door James Arthur.

 

Pin It on Pinterest